LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Laura van der Haar – Bodemdrang

1 jun, 2014

De diepte van het oppervlak

door Levity Peters

In elke kunstvorm kun je het soms ervaren: dat je gefascineerd raakt. Van muziek zijn we dit het meest gewoon. Bij sommige muzikanten is het bij alles wat ze maken raak; ze nemen je mee, je bent even in een andere wereld. Een vorm van betovering. Soms blijkt het afhankelijk van de uitvoering; de ene uitvoering van de Bolero van Ravel is de andere niet. Sommige dichtwerken hebben ook dat vermogen om, hoe vaak je ze ook leest, het gevoel op te roepen van: nóg een keer, of méér! Het is niet zozeer dat ze telkens iets nieuws vertellen, maar dat ze innerlijk resoneren.
Van sommige dichters wil je alles lezen wat ze schreven, zonder dat je begrijpt waarom. Ik heb maar één gemeenschappelijke noemer kunnen ontdekken die in alle opgesomde vormen aanwezig lijkt te zijn: plezier. Het plezier van de kunstenaar in zijn of haar vak. De stemming lijkt er minder toe te doen; somber of vrolijk, hartstochtelijk of ironisch, je aandacht wordt gevangen doordat de kunstenaar het vak zo goed verstaat dat de vormgeving vrij is en tegelijkertijd precies.
Wat niet wil zeggen dat er nooit geworsteld wordt om het gewenste resultaat te verkrijgen, maar wanneer een kunstwerk werkelijk geslaagd is, merk je daar niets van.

Ik heb een dichter weleens horen beweren dat een gedicht in het beste geval een eenheid is van onverenigbare contrasten. Ik moest daaraan denken toen ik de fascinerende poëzie van Laura van der Haar las.

grip

bomen staan voor je klaar
belangrijk is nu
eerst de zaag aan te zetten
dan pas contact met de bast

de meubels thuis, de vensterbank ondertussen: overal zand
op tafel ligt plastic
verschillende groenten

stevig in de banden van je rugzak knijpen
en maar doorstappen daar in de berm

aan de overkant zijn typisch Noord-Europese weilanden
die er zo bedremmeld bij kunnen liggen in de regen

de graszoden worden zachtjes losgeknuppeld, de schapen
steeds dunner
en meer uit het lood geslagen

In dit eerste gedicht van de bundel Bodemdrang is iemand in de stromende regen onderweg. Naar huis? Gezien de tweede strofe heeft het daar de schijn van. De dichteres ziet de vensterbank voor zich, het zand erop. Op tafel de groenten die wachten om te worden klaargemaakt. Een warme maaltijd om naar uit te kijken. Maar alle ingrediënten van dit gedicht lijken erop gericht om de stevige wandeling te bekorten. Ze herhaalt voor zichzelf haar kennis omtrent snoeien of kappen, en
ze projecteert haar mistroostige gevoel op graszoden en schapen. Tegelijkertijd vertolkt het gedicht een soort oneindigheid: ze zal door blijven stappen, ze zal allerlei zaken aangrijpen om de zware regen die onophoudelijk neer gutst te negeren, om niet zelf terneergeslagen te raken.

Er zijn meer gedichten die eerder over een psychische gesteldheid gaan, dan over de wereld en hoe die wordt waargenomen:

splinters

rottende slootkant, stofhooi, seks in de bosjes, festivalkots
klein straatgedierte sterft in roosters, vogels
walmen na op het wegdek

de zomer is begonnen

overal klinkt zacht gelik
aan ijsjes, liefjes, hondenanussen
autogeronk, bericht voor een meisje, plus het meisje
dat voorzichtig in haar handen wrijft

de smeulende resten van een barbecue
waar het vlees weer redelijk lekker was
rolschaatsers, rochelaars en wespen

die vroege zomer
steekt
net als de bosjes

hoeveel splinters zal haar lijf blijven verdragen
voordat ze meer hout is dan mens

Ook hier weer toont de dichteres wat ze niet beschreef.
De situatie lijkt die te zijn van een festival na afloop. Er is geen muziek om het gelik te overstemmen. De aandacht gaat vooral uit naar het overige: alles in staat van verval. Het heeft er de schijn van dat de dichteres zich zou willen wapenen tegen de ontluistering waarvan zij getuige is. De vroege zomer is begonnen en die vroege zomer steekt, net als de bosjes. Dan volgt de identificatie met het dode hout. Hoeveel kwetsuren zal zij doorstaan voordat zij net zo levenloos ongevoelig is? De herfst is nog ver, en het meisje mag zich in haar handen wrijven, maar de desillusie wacht.

Het zien is voor Laura van der Haar erg belangrijk. Ook van haar lezers vraagt zij voorstellingsvermogen. Zij is zich ervan bewust dat de manier waarop je iets ziet de werkelijkheid in de weg kan staan, maar ook dat het niet te wissen is.

stopper

ik wil best kijken, maar is het goed om dit te zien

iedereen weet dat er geen weg terug is
van gewoon kijken
naar niets gezien hebben

ze zouden langzaam kijken moeten uitvinden
om heel behoedzaam het zien te naderen

in een donkere kamer
vanuit een spoelbak
wachtend

zodat je weg kunt draaien, doorlopen, wissen
blijven stiften tot nieuwe beelden
alsmaar nieuwe beelden, lampen aan, praten

over wat er gisteren nou was, over later
hardop zingen tot het vol is in dat hoofd
of gaan slapen
als dat lukt

Wat is het voor verontrustends dat zij zou willen wissen, onder stiften, om tot een nieuw beeld of tot nieuwe beelden te maken? Wat is het dat haar zo raakt dat ze er misschien zelfs niet van kan slapen?

Ook in ‘stopper’ schrijft zij over de neiging om zich van de werkelijkheid af te sluiten, net als in het gedicht ‘grip’. Zij zingt hardop de gevoelens van onrust weg. Evenals in veel andere gedichten maakt zij het waarom wel zichtbaar. Alles groeit ergens naartoe, verandert. De verhouding tot de omgeving verandert, en verandering is geboorte en dood ineen.
Je maakt het zich wapenen tegen de werkelijkheid mee: maar Van der Haar gebruikt die werkelijkheid als antidotum: erger dan wat het is kan het niet worden. Bodemdrang. Er zijn nogal wat gedichten waar een dreiging uit spreekt, zonder dat benoemd wordt waar die dreiging uit bestaat. Wanneer je de bodem van je angst kent, heb je weinig meer te vrezen, maar richt je er niet op, want je weet al wat je te wachten staat; vroeg of laat, in de een of andere vorm, onontkoombaar:

(…)
loop die takken maar dood, kleine krottenbouwers
ook in de wolken zitten ze
bacteriën

het is
goddomme
nergens echt schoon

(uit: de grenzen van vies)

Deze poëzie drijft op suggestie:

asfalteren

deze jongen heeft het donker in zijn ogen
ziet een beetje klam om de mond
met hem is het keldertje spelen
of niets

zeg maar wat je wilt
(de meeste mensen kiezen keldertje spelen)

ik kneep mijn neus dicht
hield mijn adem in

al best vroeg ontdekte ik
dat je handen van een ander nodig hebt

hoe dan ook

Je hoeft je alleen maar te realiseren wat asfalteren inhoudt, om te beseffen voor wat voor verkeer hier iets wordt gereed gemaakt. Voor zwaarder verkeer.

Het leven als leerschool, met misschien wel als belangrijkste les, hoe je het meester blijft, hoe je je niet uit het lood laat slaan. In haar poëzie krijgt zij het voor elkaar. Geen woord teveel of te weinig, en elk gedicht in evenwicht.

Ik heb van de bundel Bodemdrang genoten: het inventieve taalgebruik, de talrijke gevoelsnuances die worden opgeroepen, de muzikaliteit, de subtiele sensualiteit en de even subtiele humor.
Iets anders dat ik bijzonder vind, is dat zij de middelen die haar ten dienste staan gebruikt waar zij nodig zijn. Zij hoeft niet zo nodig in elk gedicht te laten zien wat zij allemaal in huis heeft. Dat wordt dus uitkijken naar haar volgende bundel.
Ik vermoed dat Laura van der Haar nog heel veel meer in haar mars heeft dan zij ons nu heeft laten zien, en dat is al erg veel.

***
Laura van der Haar (1982) won in 2012 het NK Poetry Slam. Naast haar werk als archeoloog is ze als redacteur verbonden aan hard//hoofd.

     Andere berichten

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...

Guido Gezelle – De kleine Gezelle

De kleine kaart door Peter Vermaat - - Gezelle. Voor een ‘Ollander van boven de rivieren blijft die naam voornamelijk kleven aan een paar...

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

De grootsheid van kleine dingen door Hettie Marzak - - Op Wikipedia wordt uitgelegd wat kamermuziek is: ‘muziek voor kleine, enkelvoudige...