Pieter de Bruijn Kops (1959) werkt als redacteur bij uitgeverij Nieuw Amsterdam. Bij deze uitgever verscheen op 13 mei 2014 zijn debuutbundel Heerlijke Galop.
Poëzie waarvan de uitgever zegt ‘een bundel die tegen de huidige tijdgeest lijkt in te gaan.’ Zie je dat zelf ook zo?
Er staat ‘lijkt’. Dat is een belangrijke nuance, waardoor ik me er wel in kan vinden. Want wie zal zeggen of mijn poëzie niet toch ook wel degelijk een aspect belichaamt van de tijdgeest? Als er tenminste zoiets als een tijdgeest bestaat. Ik wilde lichtvoetige en speelse poëzie schrijven. En ik vind de klank, muzikaliteit, belangrijk. Dat zijn misschien aspecten die binnen de wereld van de poëzie tegenwoordig minder gebruikelijk zijn, maar dat moeten anderen maar beoordelen.
Klank lijkt inderdaad belangrijk in deze bundel. Sonnetten, een titel als heelallenbal, een serie haiku met over elkaar buitelende herhalingen.
Ja, dat is waar. En nu we het toch over de muzikale kant van mijn werk hebben, dat gedicht dat uit een serie haiku’s bestaat – ‘Avondlijke stad’- heeft wel iets weg, vind ik zelf, van een stemmige stadsblues met een jazzy groove. Het begint zo: ‘Avondlijke stad/ zwart nat wegdek door lantaarns/ beschenen en geur’// avondlijke stad/ zwart nat wegdek met lantaarns/ voetstappen, muziek’. In dit gedicht komt muziek voor als terugkerend motief. Verderop in het gedicht: ‘de verlaten straat/ uit een café klinkt muziek/ een vrouw passeert: geur’. Bijna alle strofen in dit gedicht vormen als het ware één lange reeks jazzy variaties op hetzelfde beeld, hetzelfde moment. Ook dat minimale variëren is een muzikaal gegeven.
Kun je iets zeggen over de verhouding klank – vorm – betekenis?
Omdat ik sterk geneigd ben van klankelementen uit te gaan is voor mij het letten op vorm des te belangrijker geworden, want de vorm, de bouw van een gedicht, de regelafbrekingen en de onderverdeling in strofen helpen mij om de klankherhalingen enigszins te temmen en te doseren. De verborgen klankovereenkomsten hebben nog meer zeggingskracht dan de in het oog springende, denk ik vaak. Met betekenis heb ik een ambivalente verhouding. Soms zitten de woordbetekenissen alleen maar in de weg. Anderzijds resoneren allerlei mogelijke betekenissen van de gebruikte woorden en woordcombinaties mee. Dat dichters én hun lezers aan woorden, zelfs aan hele gedichten, betekenissen toekennen die zeer subjectief zijn en dus sterk uiteen kunnen lopen is een prachtig gegeven. Het gaat pas mis als er gedaan wordt alsof min of meer objectief uit te maken valt waar een gedicht precies over gaat. Dan vergeet men dat het de klank en de poëtische vorm van de tekst zijn die een gedicht maken tot wat het is.
‘De letters heb ik/ in mijn zak (…)’ schrijf je in het gedicht ‘Daar is iets traags in’. Volgens Van Dale is ‘in je zak hebben, door en door kennen, doorzien’. In hoeverre heeft je werk als redacteur raakvlakken met je poëzie?
Het is wel grappig dat je dat zegt, want dit illustreert meteen het voorgaande. Ik ben me namelijk van deze betekenis helemaal niet bewust geweest bij het dichten. Maar nu ik me deze betekenis realiseer, vind ik het meteen een verrijking: de ‘ik’ die de letters niet alleen al paraat heeft, maar ze ook al heel goed kent, voordat hij er iets mee gaat maken. Maar voor mij is de persona, de ‘ik’ in mijn gedichten, meestal de ‘ik’ die ook meteen iedereen is, of die iedereen zou kunnen zijn. De raakvlakken die er zijn, zitten vooral in mij als mens, omdat ik nu eenmaal erg van de taal hou, en daar zowel als dichter als in de hoedanigheid van redacteur intensief mee omga; ze zitten niet in mijn gedichten of in de mogelijke strekking daarvan.
Heerlijke Galop is behalve de titel van je bundel ook de titel van de derde afdeling binnen die bundel. Het eerste, tweede en vierde deel noem je Nacht, Ochtend en Avond. Heb je hiermee een accent op de middag willen leggen?
Leuke vraag, maar nee, het is eigenlijk andersom. ‘Middag’ komt in deze bundel niet voor, de andere dagdelen wel. Zowel de hele bundel als de gelijknamige afdeling heet trouwens naar iets wat niet woordelijk zo in de gedichten voorkomt: ‘heerlijke galop’. Met die twee woorden heb ik geprobeerd uitdrukking te geven niet zozeer aan slechts één aspect van de bundel, maar juist aan wat je zou kunnen zien als de kwintessens ervan.
Veel gedichten zijn licht van toon, toch vermoed je hier en daar een wijzende vinger, bijvoorbeeld in het gedicht ‘heelallenbal’.
Ja, de ‘ik’ wijst op de kleinheid van alles, maar in eerste instantie alleen door deze te benoemen. Zoiets als een wijzende vinger komt pas in de laatste regel. En dan is het juist de lichtheid waarnaar gewezen wordt. Ons heelal, dat we voor het gemak ‘het’ heelal noemen, is zelfs maar een enkele danser op een dansfeest van heelallen. De ‘ik’ heeft dit steeds weer geschreven. Je zou kunnen denken dat hij dat zo vaak gedaan heeft omdat het de mensen maar niet aan het verstand te peuteren is hoe klein en nietig alles is, en hoe gemakkelijk bereikbaar. Want zo hardleers zijn wij; we maken alles altijd belangrijk en groot. Wat een vergissing! Zo kijk ik ook tegen de poëzie aan, als iets kleins, iets begaanbaars, iets waar altijd van alles te beleven is, in alle uithoeken, maar maak het niet te groot en belangrijk alsjeblieft! Want dan verdwijnt het plezier dat we eraan kunnen beleven.
Altijd goed om te eindigen met een geheim. In dit geval een geheime oprichter van de Stichting Tot Behoud Van De Vergankelijkheid.
Ja, zo word ik genoemd op het achterplat van de bundel. Het klopt ook, en misschien is dat nu echt iets waarmee ik tegen de tijdgeest probeer in te gaan, namelijk tegen het idee dat alles voortdurend moet worden vastgelegd, geconserveerd, gedocumenteerd, geëvalueerd en van een beoordeling voorzien. Deze stichting is alleen te vinden op Facebook en ik beheer die pagina met een aantal gelijkgestemden. Op veel Facebookpagina’s zie je grote hoeveelheden selfies van ontharste benen, foto’s van zelfgemaakte en inmiddels verorberde maaltijden, tijdlijnen waarop complete levens geregistreerd zijn, zelfs overledenen blijven er in leven. De Stichting Tot Behoud Van De Vergankelijkheid zou je kunnen zien als een statement of althans een alternatief. Zij wil niet nuttig zijn, of een of ander belangrijk doel dienen, maar er alleen maar gewoon zijn, een beetje haar eigen gang gaan, misschien om te laten zien hoe schoonheid en vergankelijkheid kunnen samengaan.