LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 192: Johnny van Doorn – Komtocheensklaarklootzak

13 mei, 2015
door Een bespreking door Jeroen van den Heuvel

Meander Klassieker 192

In deze aflevering bespreekt Jeroen van den Heuvel (‘Ik vertaal gedichten en kinderboeken. Daarnaast schrijf ik essays over poëzie. Ik ben redacteur van ooteoote.nl’) een gedicht dat ooit tot nogal wat ophef leidde vanwege het vermeende onfatsoenlijke karakter. Mag 2015 inmiddels het jaar geworden zijn van ‘fuck de koning’, in 1966 – jaar van Het Huwelijk! – ging het om ‘Komtocheensklaarklootzak’. Ja, het toeval heeft soms mooie dingen in petto.

Komtocheensklaarklootzak

Mijn kamer verhuurd
Voor een uur of 2
Aan enkele verstok-
Te voyeurs:
Een gat in de
Vloer geeft een
Luxueus uitzicht
Op het onderliggend
Temijersbed &
Bij iedere seance
Kreunt mijn
Krolse kat
Luidruchtig mee &
Via een snelle
Knopindruk golft
De (van een bedrijfs-
Tape afkomstige)
Mededeling – Kom
Toch Eens
Klaar Klootzak –
Door het met
Rococomeubelen
Ingerichte
Naaivertrek &
Tot zieleheil
Van mijn somber
Herfstig wezen
Herstel ik het
Schiet- en avondgebed
In ere &
Iedere nacht
(Tussen haar billen
Ingevouwen)
Spreek ik tot de Goede God


Johnny van Doorn (1944-1991)

Uit: Johnny the Selfkicker – Een nieuwe mongool. Post-Sexuele ZondagsPoëzie (1966)
Uitgever: De Bezige Bij

Ik kwam het gedicht voor het eerst tegen in mijn studententijd op een zolderkamertje van een vriend. Het stond in een bloemlezing. Ik zou zweren dat het de Dikke Komrij was, toen die nog in één band werd uitgegeven. Ik was meteen verkocht. Dit gedicht was zo anders.
Zo schaamteloos ook. Dat begint al bij de titel. Plompverloren wordt een seksueel onderwerp aangesneden waar niet veel mensen – ook in onze tijd nog niet – makkelijk vrijuit over praten. Een taboe dus. En dan aan elkaar geschreven, geen ruimtes tussen te woorden. Is dat toch een zweem van schaamte? De lezer moet zo iets meer werk doen voordat hij doorheeft wat er staat. Zo werkt het als een soort verhulling. Van de andere kant wijst het op het niet duidelijk articuleren van de woorden. En ook op het snel uitspreken ervan. Hierdoor krijgt het iets hijgerigs en wordt het juist pikanter. Het aan elkaar schrijven van de woorden zorgt er bovendien voor dat de titel er visueel lang en stijf uitziet.
En dan de alliteraties. In de titel staan drie woorden die met een ‘k’ beginnen. De klank wordt nog eens extra versterkt door de prominente ‘k’ aan het einde. De ‘k’-klank zorgt voor een inhouden en vervolgens met extra kracht loslaten van de adem. Hierdoor roept de alliteratie met de ‘k’-klank het idee van stoten op. Daarnaast is het een mooie binnenkomer om over klaarkomen te beginnen. Het begin meteen een einde te laten inhouden.
Het gedicht heeft alle kenmerken van een typisch Johnny van Doorn-gedicht. Met alliteraties, naast die in de titel bijvoorbeeld ‘kreunt’, ‘krolse’, ‘kat’, en andere klankovereenkomsten (‘verhuurd’/’uur’). Korte versregels, die altijd met een hoofdletter beginnen, ook als het een restant betreft van een afgebroken woord. Weinig interpunctie en een ampersand (&) aan het einde van een zin in plaats van een punt, waardoor het hele gedicht één lange zin lijkt. Deze vormelementen zorgen ervoor dat het tempo wordt hooggehouden. Er is geen rust tot het einde van het gedicht.
Inhoudelijk is er in de gedichten van Johnny van Doorn, die zijn eerste bundels schreef onder het pseudoniem Johnny the Selfkicker, sprake van een ‘ik’ die een soort verhaal over zichzelf vertelt. In dit specifieke gedicht komen in dat verhaal naast de ‘ik’ in ieder geval ook ‘enkele verstokte voyeurs’ en een hoer voor. Misschien is de hoer van het ‘temijersbed’ niet dezelfde persoon als de ‘zij’ van ‘haar billen’ aan het einde van het gedicht. Deze vrouwelijke persoon blijft vaag, algemeen. En dat is belangrijk in dit gedicht, want dat speelt een spel met meerdere tegenstellingen.
De tegenstelling specifiek-algemeen is er één van. Het gedicht begint specifiek, alsof het een verhaal gaat vertellen over een bepaald moment toen de ‘ik’ zijn kamer verhuurd had aan de voyeurs. Maar niet veel later gaat het over ‘iedere seance’ en nog iets later ‘iedere nacht’. Het gedicht heeft het dan niet meer over één specifiek geval, maar meerdere gevallen in het algemeen.
Een andere tegenstelling die een belangrijke rol speelt in het gedicht is boven-beneden. De kamer is boven, het ‘naaivertrek’ is beneden. De ‘ik’ verhuurt de kamer en krijgt geld en gaat dan zelf naar beneden en betaalt geld voor seks. En zo komen we op de volgende belangrijke tegenstelling: zien-gezien worden. In dit gedicht op zijn Johnny van Doorns uitgewerkt via voyeurisme-exhibitionisme. De ‘ik’ laat voyeurs toekijken hoe hij zelf seks heeft.
De laatste tegenstelling in dit gedicht die ik hier wil behandelen is natuurlijk-bovennatuurlijk. Het natuurlijke wordt in het gedicht voorgesteld door de lichamelijke liefde en de ‘krolse kat’. Het bovennatuurlijke middels ‘seance’, ‘zieleheil’, ‘-gebed’ en natuurlijk ‘God’.
In dit gedicht laat Van Doorn de tegenstellingen in elkaar overgaan: de kamerbewoner van boven die voyeur is (door het gat in zijn vloer) en geld ontvangt, gaat naar beneden, betaalt geld  en wordt exhibitionist. Het natuurlijke van de lichamelijke liefde wordt een gebed tot het bovennatuurlijke. De vele connotaties die aan de tegenstellingen hangen (hemel-hel, lezer-schrijver, lust-voortplanting) lopen daardoor onontwarbaar in elkaar over. Een voorbeeld van wat Van Doorn zelf het ‘vermogen tot in de oneindigheid dubbele bodems te zien’ noemde.
We eindigen met een citaat van Johnny van Doorn zelf. Over de ‘kreet’ Komtocheensklaarklootzak, want laten we niet vergeten dat de bekendheid van het gedicht vooral door het schandalige karakter daarvan komt:

“Johan Fabricius vindt mij, heb ik in Vrij Nederland gelezen, een idioot, omdat ik in Carré achter elkaar een paar minuten de kreet Komtochesklaarklootzak geroepen heb. Dat vindt hij dus geen literatuur. Maar die man kent die kreet dus nog, hij heeft hem nog steeds in zijn mind – dat geeft wel te denken. Het is een poly-interpretabele kreet. Behalve dat hij uit het volksjargon is genomen (ik heb hem gehoord ergens in Antwerpen, hij klonk uit een huis), die kreet heb ik gewoon ergens opgepikt en toen gebruikt, is het ook de meest boude, eenvoudige definitie voor wat duizenden vogels op melodramatische manier, steriele manier bedoelen, dominees die zeggen: zoek God of word high. Dat komt op hetzelfde neer als Komtochesklaarklootzak, behalve dat die kreet volkomen ontdaan is, als een boom die ontdaan is van al zijn bladeren, centraal is, tot de kern doorgedrongen.” (Rein Bloem, Zelfportret van een heilige huichelaar, in Vrij Nederland, 1 februari 1969)


Jeroen van den Heuvel

     Andere berichten