Een polaroidopname op elke pagina
door Wilma van den Akker
Op welke pagina je Guus Luijers’ bundel In de spiegel ook maar openslaat, er staat een momentopname van rond 1959, het jaar waarin de auteur zestien werd. Ik moet daarbij aan verkleurde polaroidfoto’s denken, maar er zit zoveel beweging in de gedichten dat een vergelijking met 8mm-film beter op zijn plaats is. Het zijn jeugdherinneringen, geplaatst in een breder kader, waardoor iedereen die in deze periode opgroeide, deze momenten zal herkennen.
De gedichten hebben allemaal vijftien regels met nooit meer dan negen lettergrepen. Door het ontbreken van titels lezen de opeenvolgende gedichten als een verhaal. Er zijn wel drie ‘hoofdstukken’: De Amsterdamse school, In de spiegel en Salt Peanuts. Ze geven zonder duidelijke markeringen de middelbare schooltijd weer, vakanties, de muziek en jeugdcultuur van die tijd en natuurlijk vroege verliefdheden. Het zijn tijdsbeelden die soms tijdloos zijn, zoals het gedicht over de pont over het IJ, die nog steeds vaart:
En ‘s avonds namen we de pont
over het IJ en keken naar
de sterren in het water
naar de schepen in de nacht
met hun kajuit van licht waar
gezongen werd misschien een psalm
we voeren heen en weer van onze
naar de overkant waar wij
niet wilden zijn het IJ gleed
ons voorbij een schip gelijk
maar als van donker glas met
huiverende rimpelingen
zou het vanzelf weer ochtend
worden en waren wij erbij
voor een morgen aan het IJ
In het deel ‘Salt peanuts’ gaat de vakantiereis naar Frankrijk, met het gezin in de auto.
Mijn vader rijdt en leest de kaart
we rijden naar het zuiden mijn
moeder deelt de boterhammen
uit die ze gisteren heeft staan
smeren stoppen doen we om te
tanken het pompstation heet
Esso Caltex Shell de bergen
blijken wolken en altijd gaat de
weg naar Toutes directions
waar dat dorp ook liggen mag
ha daar heb je de platanen
zie ons met een rotvaart gaan
zeker zestig in het uur want
we zijn bijna in het zuiden
met mijn vader aan het stuur
Persoonlijk stel ik me de auto hier voor als een DAF. Hollandser kan het niet. Maar iedere lezer kan hier rustig zijn eigen automerk bij denken, van een model uit die tijd. Het kneuterige zit hem in die tijd op de grens van de jaren vijftig en zestig. De schone, zo goed als interpunctieloze gedichten hebben een meeslepend ritme en tempo. Hier is duidelijk een ervaren dichter aan het woord, die zijn vorm gevonden heeft. Er staan dan ook al heel wat publicaties achter zijn naam.
Luijters neemt afscheid van dit hoofdstuk van zijn leven met alweer een tocht, deze keer per fiets, door een deel van Amsterdam:
Ik stak de snelweg over
en ben door de tuinen naar
de Nieuwe Meer gegaan het was
een zondagmorgen in november
ik was zestien jaar ik reed van
Sluis naar IJsbaanpad en daar
waar eens het treintje reed kruisten
wij elkaar je had mij al gezien
ik jou maar niet van zo nabij
we stopten zeiden onze naam
en vervolgden onze weg
maar wisten allebei dat wij
voorgoed verbonden waren
ik fietste zingend in de zon
en zong zo luid ik kon Salt
Peanuts! Zong ik Salt Peanuts!
Luijters beschreef de periode voorafgaand aan deze in zijn autobiografie ‘Lege stad – Verzamelde herinneringen 1943 – 1950. Nu ben ik benieuwd in welke vorm hij zijn herinneringen van na 1960 zal schrijven. Hoe verging het deze zestienjarige zingende fietser verder, en welke rol speelde de poëzie daarin?
***
Sinds 1972 is Guus Luijters is dichter en prozaschrijver. In 2012 verschenenIn Memoriam. De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945 en Lege stad – Verzamelde herinneringen 1943 -1950. Als dichter publiceerde hij onder andere De Amsterdamse gedichten (2007). Daarnaast publiceerde hij de bloemlezingen De moderne Franse poëzie, Amsterdam. De stad in gedichten (beide 2001) en Het Grote Dieren Gedichten Boek (2007).