Poëzie in een afstandelijk licht
door Hans Franse
Hans Magnus Enzensberger (1929) is voor mijn generatie, die de culturele klok in Europa op tijd en wellicht zelfs wat vóór probeerde te zetten, vooral het inspirerende intellectuele geweten van de studentenbewegingen in Europa. Vooral zijn essays hadden grote invloed.
In zijn gedichtenbundel uit 1957, ‘Verteidigung der Wölfe’, gaf hij al een niet mis te verstaan parool af: ’Lees geen odes, mijn zoon, lees de dienstregelingen, die zijn preciezer….’ Feitelijk zette hij zich hiermee af tegen de esthetische opvattingen van de ‘Gruppe 47’. Enzensberger stichtte de ‘Gruppe 61’, waarmee hij een politieke daad stelde. Deze groep zou zich op de arbeidende massa moeten richten. ‘Gruppe 61’ viel kort daarna weer uit elkaar door interne conflicten. Er heerste een te groot wantrouwen tegen de poëtische vormen en de soms te esthetische taal. ‘Dichters zijn leugenaars’. Het leidde tot de herontwikkeling van de documentaire als de vorm die het dichtst bij de werkelijkheid staat en gemakkelijk begrepen zou kunnen worden.
Hoewel eigenlijk ten diepste dichter – het was voor hem moeilijk de neiging tot niet- politiserende poëzie te onderdrukken – koos hij toch heel bewust voor ondersteuning van de radicale politiek van de late jaren zestig: hij riep op tot solidariteit, vooral met de studentenbeweging in Parijs. Het verdriet over de mislukking van die hervormingen werden mede door hem uitgedrukt in de collectief geschreven roman: ‘De korte anarchistische zomer’(1972) en in het voor de nieuw-linkse beweging belangrijke werk: ‘De ondergang van de Titanic’ (1978), dat tot zelfkritiek opriep. Geen essay, maar een gedicht.
De literairen onder ons hadden wel kennis genomen van de ‘Frankfurter Vorlesungen’ van Heinrich Böll, waarin hij voor een humane poëzie pleitte (‘die Ästhetik des Humanen’), de poëzie van het gewone, die wonen, woonomgeving, geboortegrond, geld, liefde, religie, maaltijden zou moeten behandelen. Dat Böll een gedicht als ‘Pfannkucherezept’ van Günther Eich naar voren haalde geeft aan wat er aan het gebeuren was: ‘de zoektocht naar een bewoonbare taal in een bewoonbaar land’. De dichter Enzensberger, inmiddels de meest verkochte Duitse dichter, heeft na zijn politieke tijd op zijn eigen intellectuele en afstandelijke wijze aan die zoektocht meegedaan.
De Vlaamse literaire vertaler René Smeets (1956), die verschillende bundels van Enzensberger vertaalde, stelde de hier behandelde bloemlezing samen uit:
Die Geschichte des Wolkens, 99 Meditationen ( 2003);
Rebus (2009);
Blauwärts, Ein Ausflug zu dritt : gedichten van Enzesberger; illustraties van Jann Peter Tripp, typografisch geënsceneerd door Justine Landat ( 2013)
Tenslotte sluit Smeets de bundel af met een drietal gedichten uit 2015.
In deze sober verzorgde bundel, waarin zowel de Nederlandse tekst als de Duitse opgenomen zijn, verontschuldigt Smeets zich in zijn grondige nawoord voor het feit dat de rijke illustraties die de bundel Blauwärts zo aantrekkelijk maken, omdat de vorm daardoor teruggrijpt op de documentaire (foto’s, tekeningen, montages en installaties die de tekst versterken en ermee samenhangen), in deze bloemlezing ontbreken. Weliswaar doet dat de gedichten te kort, maar de wil om deze bundel een harmonische vorm te geven, maakte de keuze verantwoord (pag.91).
Het is een prachtige bloemlezing geworden. Enzensberger schrijft een volstrekt heldere poëzie. Hij observeert de wereld op een intellectuele afstand en schrijft poëzie vol ironie, met kwinkslagen en soms een pointe aan het einde van het gedicht, alsof hij enig gevoel van zwaarte wil wegnemen. Soms breekt echter de emotie door en ontstaat er zuivere lyriek. Ook gebruikt hij wetenschappelijke woorden en formules of zet hij een redenering op, die waar is maar komisch werkt. Hoewel ik vind dat je nauwelijks citaten kunt geven toch enige regels uit zijn gedicht:
PROBLEMEN
- Er zijn problemen.
- Er zijn twee soorten problemen.
2.1.Er zijn oplosbare en onoplosbare problemen.
De laatste 2 regels verraden toch weer het politieke engagement:
2.1.2.2. Er zijn onoplosbare problemen waarvan kan worden bewezen dat ze onoplosbaar zijn.
3. Deze problemen zijn het die de mensheid sedert mensenheugenis probeert op te lossen.
Is het nu die ‘humane poëzie’ waar Böll over sprak? Ja, zonder meer. Ik heb nog nooit een zo herkenbaar gedicht over een toilet gelezen als ‘Waar Pilatus zijn handen waste’. Andere gedichten behandelen het hoofdhaar, het afscheid, de eerste persoon meervoud (waar weer het engagement naar voren komt) en ‘herinneringen’. Heel fascinerend vond ik het gedicht over het schrijven van gedichten, dat als een parlementair-democratisch proces wordt voorgesteld.
De vertaler volgt de Duitse tekst nauwgezet. Het enige wat mij als Noord-Nederlands taalgebruiker een beetje stoort zijn de typisch Vlaamse woorden in de gedichten als ‘nonkel’, ‘snijder’, klerenmaker’ en vooral ‘verstaan’ waar wij ‘begrijpen’ zeggen.
Deze bloemlezing is een aanrader voor al diegenen die kennis willen maken met een authentiek dichter die schrijft in de grote Duitse traditie van intellectuele en ironisch geladen poëzie, waar Heine al zo sterk in was.
***
Hans Magnus Enzensberger schrijft sinds 1957 poëzie, drama, essays en romans. Hij ontving onder andere de Heinrich-Böll-Preis ( 1985), de Heinrich-Heine-Preis (1998) en de Griffin Poetry Prize Lifetime Recognition Award (2009).