LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Een vriendschap met God

10 jan, 2016

Op de voorlaatste dag van 2015 overleed criminoloog Herman Bianchi op 91-jarige leeftijd.
In mei 2007 interviewde Sander de Vaan hem voor Meander. Hieronder nogmaals dat interview.

Herman Bianchi (Rotterdam, 1924) baarde als hoogleraar criminologie opzien met zijn kritiek op het hedendaagse strafrecht. Ook vervulde hij – ongewild – als Karel Ravelli een bijrol in Voskuils Het Bureau. Na zijn pensioen nam Bianchi een nieuwe voornaam aan, Thomas, en legde hij zich toe op de mystiek en het schrijven van gedichten.

Foto (c) Mark Kohn
http://www.kohn.nl
 

Herman Bianchi staat bekend als een vooraanstaand criminoloog. Voor uw literaire publicaties heeft u nu een andere voornaam aangenomen. Vanwaar dit halve pseudoniem?
Ik had altijd een hekel aan die voornaam ‘Herman’. Dat is een Germaanse naam en het betekent ‘krijgsman’, ‘man in het heer’, en dat is niet leuk voor een oude antimilitarist. Mijn pensionering was een goed tijdstip om van naam te veranderen. Bovendien moest ik helemaal niks hebben van die Herman die de Romeinen versloeg bij het Teutoburgerwoud. Was dat maar nooit gebeurd. Overigens is de keuze van de naam Thomas weloverwogen gedaan. Thomas betekent ‘tweeling’ of ‘tweeheid’ in het Hebreeuws en dat zegt iets over mij. Het is niet alleen de bekende Thomas uit het Evangelie; het betekent vooral ook dat ik altijd zaken van twee kanten wil bekijken. Verder is het in het Sanskriet ‘dwaita’: het midden willen kiezen tussen twee dualiteiten. Wel dat is nu precies Thomas. En hij was helemaal niet ongelovig…

Kunt u hier in het kort uw theorieën over het strafrecht samenvatten?
Ja, ik ben tegen opsluiting van mensen, behalve wanneer ze een direct en blijvend gevaar voor het leven van andere mensen opleveren. Opsluiting levert geen bijdrage tot het bestrijden van criminaliteit. We hadden in 1978 circa 1800 gevangenen en we hebben er nu bijna 18.000. Dat is niet zozeer vanwege de toegenomen criminaliteit, maar omdat de straffen veel langer uitvallen. Bovendien zijn er de kosten: een gevangene kost – het zijn uiteenlopende prijzen, van gewone opsluiting tot de veel duurdere TBS – per dag circa 250 tot 500 euro en dat dan vermenigvuldigd met 365 en vervolgens met 18.000. Dit loopt dus in de miljarden… En helpt het? Geen zier. Wat wel zou helpen is de crimineel verplichten de aangerichte schade goed te maken. Ik heb eens zowel in Amerika als in Nederland lezingen gegeven aan gevangenen. Die schrokken enorm, want wat ik vraag is veel zwaarder. Nu worden ze opgesloten en hoeven ze zich van de aangerichte schade niets aan te trekken. Bovendien zijn gevangenissen universiteiten voor criminaliteit: de zwaardere criminelen vertellen de lichtere hoe het de volgende keer beter te doen.

Maar wat moeten wij met de draaideurcrimineel?
Die ontstaat door de gevangenis. Als je niet opgesloten bent, zijn er ook geen draaideuren. Opsluiting is pure gemakzucht van de overheid: ‘Sluit ‘m maar op, dan zijn we even van hem af’. En daarna? ‘Nou ja, dan zien we wel weer.’

En de overvaller die zonder enige scrupule een bejaarde dame heeft mishandeld?
Nou die heeft heel wat goed te maken. Maar dat kan alleen als je hem niet opsluit. Er is reclassering om hem bij die wedergoedmaking te helpen. En dat kost ons heel wat minder dan opsluiting.

Bij mij in de buurt woonden twee knaapjes, uit nette gezinnen, die al heel jong crimineel gedrag vertoonden. Er kwamen onder anderen psychologen aan te pas, maar je hoefde geen profeet te zijn om te voorspellen dat ze nog ergere dingen zouden doen. Uiteindelijk bleek gevangenisstraf de enige oplossing om te voorkomen dat ze nieuwe geweldsdelicten zouden plegen.
Er zijn enkele mogelijkheden: a) die psychologen hebben hun werk niet goed gedaan, b) helaas zijn in ons recht ouders niet meer, zoals vroeger, verantwoordelijk voor de schade die hun kinderen berokkenen, c) sluit ze maar op, dan komen ze er als beroepscriminelen weer uit. Ga de levensgeschiedenis van grove criminelen maar eens na. Of je doet net als in de VS: zelfs bij geringe delicten krijg je er al levenslang en bij ernstige delicten 17 maal levenslang, of toch nog de doodstraf na 18 jaar afwachtende opsluiting. De criminaliteit in de VS behoort tot de ergste der wereld.
Maar ik herhaal: ik, Thomas Bianchi, doe niet meer aan criminologie. De strijd tegen de domheid werd mij teveel. Tegen de domheid vechten zelfs de Goden tevergeefs, zei men al in de oudheid.

U bent nu dus teruggekeerd naar de mystiek, waarvoor u al in uw jeugd belangstelling had. Wat is dat eigenlijk, mystiek?
De kortste en duidelijkste definitie luidt als volgt: mystiek is alle kennis die je niet verkrijgt door het gebruik van de zinnen: dus niet door ‘horen, zien, ruiken, proeven of voelen’. Het is kennis van het verborgene. Mystiek komt van het oud-Griekse woord ‘myo’, dat ‘sluiten, blind waarnemen’ betekent, dus het sluiten van de zintuigen om zodoende kennis te verkrijgen van het goddelijke, bovenaardse, bovennatuurlijke, geestelijke etc. Het is helaas erg veel gevraagd om een zo omvangrijk gegeven als de mystiek in slechts een paar woorden uit te leggen.

Welke mystici spreken u in het bijzonder aan?
Er zijn in de loop der geschiedenis in alle godsdiensten erg veel mystici geweest – te veel om op te noemen… Maar de bloeitijd van de Europese christelijke mystiek ligt (in golven) tussen de vroege middeleeuwen en circa 1600. Tot de oudsten behoren Hermas en Dionysius de Pseudo-Aeropagita, Augustinus. Vooral de laatste twee hebben eeuwenlang een enorme invloed gehad. Daarna kwamen zeer vele mystici die erg beïnvloed waren door Plato en het Bijbelse Hooglied: zoals Bernard van Clairvaux, onze Nederlandstalige Hadewych, de Duitse Meister Eckhardt, de Spaanse Santa Teresa en San Juan de la Cruz. Daarna was dat hoogtij voorbij. Pas in de twintigste eeuw keert de grote belangstelling voor de mystiek weer terug. Ofschoon men tegenwoordig ook wel vaak van ‘spiritualiteit’ spreekt. En we mogen niet vergeten dat ook andere godsdiensten grote mystici gekend hebben: het jodendom, de islam, de oosterse godsdiensten.

Maar heeft u geen bijzondere belangstelling voor bepaalde mystici?
De vrouwelijke mystici uit de eerste periode hebben mij steeds het meest geboeid. Zij beleefden een hartstochtelijke ‘minne met God’; God was voor hen een geestelijke minnaar, en zij beleefden de omhelzing van God. Daarnaast en evenzeer waren er de overwegend mannelijke mystici die de ‘spirituele vriendschap met God’ beleefden. Dit kwam overigens ook al voor in de voorchristelijke heidense wereld. De bekendste mystici die de vriendschap met God beleefden zijn San Juan, Augustinus, de vroegmiddeleeuwse Engelse monnik Aelred van Rivaulx, Ignatius van Loyola, maar ook recente zoals Thomas Merton en zelfs onze eigen Titus Brandsma.

Een van de grootste Arabische mystici was de in Murcia geboren Ibn al Arabi. Kunt u wat meer over hem en zijn werk vertellen?
Er zijn twee islamitische mystici die ik bewonder, Al Arabi en Al Rumi. Beiden waren soefi’s, dat wil zeggen: zij die de extatische verbinding met God beleefden. Al Arabi werd in Zuid-Spanje geboren en ging later naar Damascus. Al Arabi was meer theoretisch bezig terwijl Al Rumi een echte dansende vriend van God was. Beide schreven prachtige gedichten en verhalen. Vooral Al Rumi wordt tegenwoordig in Turkije nog zeer vereerd.

Uit uw bijgesloten gedicht blijkt een grote vriendschap met God. Wanneer en hoe is die ontstaan?
Dat is bij vlagen gegaan. Ik had het al, geloof ik, toen ik 12 jaar was, want toen vroeg ik voor mijn verjaardag een psalmboekje cadeau. Mijn moeder wilde graag dat ik dominee zou worden en daarom ben ik naar een gymnasium gestuurd, waar ik haar eeuwig dankbaar voor ben. En ik had het rond mijn 24ste jaar en wilde toen zelfs een klooster ingaan. Ik leed toen nogal aan een oorlogstrauma dat 10 jaar na de oorlog opkwam. Ik wilde de wereld uitvluchten. Dat heb ik uiteindelijk dus niet gedaan. En ik heb het nu op mijn oude dag. Ik vind dat logisch: ik bereid me langzaam voor op mijn dood, ofschoon ik hoop dat dit leven nog enige tijd duurt. In dat afwachten heb je meer aan mystieke kennis dan aan medische, ofschoon ik dat laatste heus niet afwijs. En het is heel fijn om een ‘grote vriend’ te hebben met wie je zelfs praten kan. Ik hoop te leren van de grote mystici die dat ook hadden.

Wat raadt u een agnost of atheïst aan, opdat hij/zij die vriendschap ook kan ervaren?
Als je niet gelooft dat er een God bestaat, kun je er moeilijk vriendschap mee hebben. Dat zou een innerlijke contradictie zijn. Maar als agnost kun je wel zeer diepe spirituele gevoelens hebben, daar is genoeg over geschreven. Je kunt bijvoorbeeld steun zoeken in de natuur om je heen – zoiets heeft Spinoza al aangeraden; in en met de natuur. “Deus sive natura”, zei hij. Ook dát kan een mens innerlijke rust geven en dat is juist wat je zoekt als je ouder wordt. Natuur is ook levend en kan bij veel mensen vriendschappelijke gevoelens van rust opwekken en bevredigen.

DE VRIEND DER WIJDE VERTEN

Een mystiek verlangen

Het ligt voorwaar niet in mijn aard
Over oude platgetrapte paden door te gaan
Het is voor mij niet meer de moeite waard
Na te jagen wat nooit echt heeft bestaan

Liever mij aan die andere zoektocht overgeven
Die Vriend der Wijde Verten, een hemels medicijn
Dat wonderschone doel, daarnaar te streven
Ook als de wegen moeilijk vindbaar zijn

Die Wijde Verten zien er nu nog wazig uit
Maar langs het pad zijn tekenen te zien
Die lijken op littekens op mijn oude huid
Getuigen van wat ik heb beleefd voordien

Laat dit aardse lichaam zich niet meer vermoeien
Als om mij heen nieuw leven wil gaan bloeien

Met die vriend wil ik een ommegang beleven
Mijn diepste binnenst laten opengaan
En Hem vertellen wat mij heeft gedreven
Wat ik beleef en wat ik heb doorstaan

Hem te ontmoeten die de weg gaat wijzen
Tonen wat ik uit mijzelf nooit weten zal
Hoe naar die Wijde Verten heen te reizen
Een ontmoeting in dat eindeloos heelal

Dan gaan leven naar een ons bindend ideaal
Sprekend en vierend onze eigen taal

De Vriend die mij, waar nodig, helpen zal
Want van die hoge poort, waarvoor wij staan
Die moeilijk vindbaar is en altijd smal
Laat mijn Geleider de deuren opengaan

Wandelend ademt Hij in en door mij heen
Een absolute overgave aan elkaar
Twee wezens worden dan volkomen één
En aan elkaar verbonden, onwankelbaar

Mijn eindbestemming is nu vrij gemaakt
Daar waar de regenboog de aarde raakt

Quondam scripsit ~ Thomas Bianchi

Lees ook dit artikel van Thomas Bianchi.
Over de dichter Al Rumi verscheen eerder een artikel in Meander.

mei 2007

     Andere berichten

Interview Liesbeth Huijer

Interview Liesbeth Huijer

‘Bij poëzie voelt het alsof je meer ruimte hebt dan bij proza.’ door Mirthe Smeets   Liesbeth Huijer, literair vertaalster uit het...

Interview Gerry van der Linden

Interview Gerry van der Linden

‘Poëzie is voor mij ademhalen’ - door Cora de Vos   Gerry van der Linden (Eindhoven, 1952) is dichter, schrijver en beeldend...