LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jonathan Griffioen – Wijk

14 feb, 2016

Een prachtig debuut

door Hans Puper

Wijk, de titel van de debuutbundel van Jonathan Griffioen, is een verkorting van Wijk bij Duurstede. Die locatie is exemplarisch: het zou net zo goed kunnen gaan om andere provincieplaatsen waar voor jongeren weinig is te doen. Of om stadswijken als Amsterdam-Noord en het Kanaleneiland in Utrecht.
De gedichten hebben iets van filmscènes. Voorin staat de ‘Cast: (ik), Mike, Erik, Herman, moeder en vader en Arie Verrips [de populaire weerman van RTV-Utrecht] als zichzelf’. Met dat laatste zegt Griffioen iets aardigs: de anderen zijn blijkbaar niet zichzelf. Je zou in die regel een disclaimer kunnen zien zoals die in romans of verhalenbundels nog wel eens voorkomt: ‘iedere overeenkomst met bestaande personen is toevallig’.
Ik denk echter dat er iets interessanters aan de hand is: Griffioen zegt op een originele, maar onnadrukkelijke manier dat de werkelijkheid buiten en binnen het gedicht niet naadloos op elkaar aansluiten. Een goed gedicht stelt eisen waaraan datgene wat echt is gebeurd ondergeschikt is en daarom moet je onbruikbare elementen weglaten (de ‘zinloze feiten’, zoals Reve die noemde), bruikbare zo nodig aandikken of fictieve elementen toevoegen.
In een van de gedichten spelen jongens met een ouijabord, een spel waarin antwoorden moeten verschijnen op gestelde vragen. Het lijkt wel of de toekomstige dichter aan het woord komt die vertelt over de werkwijze die hij zal toepassen:

we hebben lakens van huis meegenomen,
een gat voor ons hoofd ingeknipt,
we zijn onder de brug bij de sluizen,
rond het ouijabord neergeknield,
rond het glas –

I-K B-E-N H-E-T
J-O-N-G-S-T-E W-O-O-R-D

I-K B-E-N
D-E V-L-E-E-S-G-E-W-O-R-D-E-N
H-E-R-S-C-H-R-I-J-V-I-N-G.

I-K M-A-A-K
H-A-N-D-E-N O-N-V-R-U-C-H-T-B-A-A-R.

I-K V-E-R-W-A-C-H-T
V-A-N J-U-L-L-I-E N-I-E-T-S

V-A-N J-U-L-L-I-E
M-A-G N-I-E-T-S V-E-R-W-A-C-H-T W-O-R-D-E-N

I-K B-E-N H-E-T

I-K

onder onze adem neuriën we het liedje
dat we van de vinkenlijnen leerden.

‘Geitenkop (drie)’

De gedichten bestaan uit fragmenten uit het leven van de ik-verteller en zijn vrienden. Ze hangen wat rond, vervelen zich, gebruiken drugs, roken weed van twijfelachtige kwaliteit en geven zich soms over aan licht criminele activiteiten. Ze leven in een desolate omgeving, een flatwijk waar moeders ‘als bloembakken’ over de balkons leunen, waar ‘bibberende swastika’s’ op muurtjes en garagedeuren zijn gekalkt en flats voor een halve finale oranje worden geschilderd.
De gedichten bevatten verwijzingen naar bands als Pixies – de eerste afdeling heet ‘Doolittle’, naar hun tweede album – en Mayhem, waarvan de zanger een toeschouwer verwondde met een schapenkop die hij de zaal in smeet. Een sfeer van verzet, die je ook vond bij punk en, op een literaire manier, de ‘Angry Young Men’. De ik-verteller doet denken aan de wrokkige James Dean in Rebel Without a Cause. Hij is op zoek naar zijn identiteit: ‘je ziet me staan met volle handen, tussen / gezichtsuitdrukkingen in. / ik weet niet hoe ik in een ruimte moet bewegen / die al bijna vastligt. / Mike noemt mijn halfvoltooide pose: ‘juist vet.’’ Die zoektocht speelt door de hele bundel heen.

Toch is het geen sombere bundel. Griffioen heeft een aanstekelijke aandacht voor de vorm – zie het ‘programma’ in het bovenstaande gedicht, zijn readymades, ‘gewone gedichten’, de variaties in opbouw, zijn beeldspraak. Hij is in staat met heel simpele middelen een maximaal effect te bereiken. Neem ‘Perpetuum mobile, (vier)’. Er staan veel punten in: daar spreekt verbetenheid uit, geslotenheid ook. Maar dan de laatste regel: juist waar je een punt zou verwachten, ontbreekt hij. Mooi: de dichter suggereert dat het uitzichtloze leven doorloopt.

we zitten op een voor 60% verbrand parkbankje
(gemeente Wijk wil het niet vervangen). het komt nog.
op nieuwjaarsdag ziet Wijk zwart van de plunderingen.
Mikes open bomberjack likt aan de rugleuning.

in zijn binnenzak – 128 mb mp3-speler, haarlakwiet,
1, 2 vloeitjes, handjevol shag, tig pakjes,
afspraak: zilveren alfa, bioscoop, achterzijde station.

de klittenbandsluiting heeft een ezelsoortje vol kruim

Ook inhoudelijk is het geen sombere bundel, eerder weemoedig. De ik- verteller beschrijft de jongens met genegenheid – achteraf. Je proeft de weemoed over wat voorbij is. Maar die weemoed is in evenwicht met de humor, die uitstekend past bij deze jongens. Zo is er een dealer die met haarlak verzwaarde weed verkoopt – in het bovenstaande gedicht waren Mike en de ‘ik’ daarmee kennelijk ook bedonderd. De dichter: ‘wie haarlak op wiet spuit, wordt geboren / met een boevenmasker op. / wie haarlak op wiet spuit, wordt door de vroedvrouw / aan een voetje omhoog gehouden: // ‘zal ik het verdrinken?’’ Of: ‘we leunen tegen muren als chirurgen, / op het punt een geniale metafoor te verzinnen / voor de falende organen van uw dochter.’

Wijk is een bijzonder debuut. Jacqueline Bel citeert in Bloed en rozen, de onlangs verschenen literatuurgeschiedenis 1900 – 1915 (ook aanbevelingswaardig), de criteria die J.C. Bloem belangrijk vond bij de beoordeling van een bundel: ‘levensgevoel, de woordkeus, het gebruik van beelden en de poëtische vormgeving’. Als je ‘levensgevoel’ vervangt door: ‘de overtuigende weergave van een levensgevoel’ dan zie je dat Wijk ook in dat opzicht een goede bundel is. Een tip voor de C. Buddingh’-prijs.

***

Jonathan Griffioen (1987) was finalist van Write Now! 2012 en stond in de halve finale van de NK Poetry Slam 2015.

     Andere berichten