LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Gedichten

2 mrt, 2016

HEROSTRATOS

Er tikken pissebedden in mijn hoofd.
Ze naaien mijn gedachten op.
Ik denk al dagen aan een daad, zo groot,
zo hevig en dramatisch dat mijn naam
in alle kranten komt te staan.

Napoleon, las ik, was kleurenblind
en bloed was voor hem groen als gras.
En Nero, die bijziend was, hield het spel
in zijn arena bij door een smaragd.

Nu even stilstaan. Moet je horen: ik
ga straks de straat op, ik besta het, schiet
me leeg en verf de feeststad groen.

Nog voor het eind van het festijn
zal ik de grootste zoekterm zijn.

RIEN NE VA PLUS

                  Ik wou dat ik nooit een gedicht had gezien — Slauerhoff

Je zult maar zestien zijn en lelijk. Zoals jij.
Maar je wilt dichter worden, melkt de woorden van
Rimbaud en Baudelaire en slurpt je moeders soep
onder vijandig licht. En ’s avonds op je kamer
zit je hardnekkig je verwekkers stuk te schrijven,
je dicht en heerst in het geniep over het leven,
een spotziek joch met een duivel tussen zijn dijen
dat ooit de mooiste meisjes zal berijden —
ja en je hand die nu zo fel papier bekrast
houdt op een dag een vlammend boekwerk vast.
Je naam in druk, de schoonheid van een vrouw: het komt,
het komt. Je bent een dichter nu en haast elk meisje
trapt erin. Gretig ben je, slordig met geluk.
Je leeft. Leeft niet. Schuilt steeds verscheurd in een gedicht
en haalt pas adem als je gure schoonheid ziet.
En nu, haast zesendertig, ziek en mensenschuw,
door poëzie van alles om je heen vervreemd,
nu kijk je naar je hand en spuug je op je pen.
Is het walging? Onmacht? Zelfhaat misschien?
Had je maar nooit een gedicht gezien.

PIJN

’s Nachts slaap ik op een mes. Hoe ik ook vecht,
een onbehouwen pijn brandt me uiteen.
Half drie. Mijn pijn zit tegenover mij.
We praten niet. We schreeuwen niet. We kijken
elkaar niet eens de kamer uit.

Zo lig ik maar te wachten in mijn huid.
Vier uur. Ik zie de dode met mijn naam.
Ik zie een lichaam in de kamer staan.
Sterk is het, tanig, stoer en jong —
sprekend mijn lichaam toen het alles kon.

Ik groet het niet. En toch, die vreemde schim
laat mij een kamer met een meisje zien,
ik lag te wachten bij een open raam
en kreeg die dag een lichaam met een naam.

Half vijf. Hoe moet ik slapen op een mes?
Half vijf. Hoe kom ik uit dit lichaam weg?

     Andere berichten

Jacobus Bos

Jacobus Bos debuteerde in 1969 met een verhalenbundel en ontving in 1974 de Anna Blamanprijs voor De dagelijkse geest. Zijn...

Sijmen Tol

  Sijmen Tol (1950) studeerde slavistiek aan de Universiteit van Utrecht en was jarenlang redacteur van de Linguistic Bibliography....

Peter De Voecht

Peter De Voecht is schrijver, docent en schrijfcoach. Hij  publiceerde eerder proza en poëzie in verschillende literaire tijdschriften...