Zou ik koffie hebben gezet, zou jij komen
Zou ik me voorbereiden op je komst
Zou jij op de deurbel drukken
Ik lag in bed, liep niet naar de deur
Je stond er niet
Ik denk veel
Lange dagen zijn te kort
De klok telt op zijn plaats
Hij loopt niet, gaat niet achteruit
Mijn dagen groeien vast aan mijn vragen
die ik aan je wilde geven,
zodat ze ergens aangekomen
ik ervan kon genezen
Je verstoft. Je weet niet wat je teweegbrengt.
Je weet niet dat ik mijn leven aan jou heb gegeven
zoals ik mijn leven aan mijn vader heb gegeven.
Dat weet je niet.
Bovendien stelt mijn vader naast jou niks voor
onder de blauwe hemel.
Inderdaad de hemel loopt vandaag blauw aan
alsof het het einde van een slapeloze nacht is
vind ik je wallen mooi, en jij?
Kijk jij wel eens in de spiegel? Zie je de verte?
Als ik huil, hangen er kastanjes aan de bomen
Als ik zonnebloempitten eet, sneeuwt het.