LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Een taal ontstaat bij gratie van de ander

26 mei, 2016

Estelle Boelsma (Hilversum 1971) studeerde af aan de Hogeschool voor Beeldende kunsten in Arnhem. Omdat ze zich wilde verdiepen in, en een fascinatie heeft voor taal, is ze daarna Taal- en kunstfilosofie gaan studeren aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In 2012 verscheen haar chapbook juniper bij uitgeverij Halverwege Chapbooks van Joost Baars. Op 20 maart lanceerde ze haar nieuwe bundel: alles is een onderbreking van de lege ruimte in Perdu. De bundel is uitgegeven door Stanza. De cyclus Study for disfigured circle uit de bundel verscheen apart als een bibliofiele uitgave.

De natuur, mossen, planten en varens spelen een belangrijke rol in je nieuwe bundel.
Mossen en varens zijn heel oude systemen, de oudste planten op aarde. Ze communiceren ondergronds met hun wortels. Door veel in de natuur te zijn, kan ik onderdeel worden van zo’n systeem. De varens en mossen vormen het begin van het ontstaan van de natuur. Ik houd ervan om lange tijd in de natuur te zijn tot een bepaald soort eenwording. Ik wandel graag en maak tochten van vier tot zes uur. Als je in een bepaalde tred komt, kun je onderdeel worden van de natuur.
Ik heb het graag over systemen. Hoe verhouden zich de planeten tot de aarde. Hoe verhouden zich de bomen tot het geheel van bomen. Hoe verhouden onderdelen zich tot een systeem. Een klank tot een woord of een woord tot een zin.

In het hoofdstuk ontvouw de ruimte met aandacht schrijf je dat je moet oppassen dat planten ‘s nachts je ziel niet stelen.
Een plant kan niet wezenlijk je ziel stelen. Je kunt wel zo verbonden zijn met en opgaan in de natuur, dat je haast onderdeel wordt van zo’n plantensysteem. Maar dat kan ook met een kamer of een tafel, omdat alles in de kern opgebouwd is vanuit dezelfde deeltjes, onze lichamen ook.

Heb je een fascinatie voor taal en klank?
Als wij spreken, uiten we klanken en vormen daar woorden mee. Op het moment dat je een woord uitspreekt en je bent met iemand dan vormen de klanken een taal. Door pauzes tussen de klanken ontstaan betekenisvolle zinnen en zodoende communicatie. Als je in een open ruimte bent, dan gaan de klanken die je uitspreekt oneindig door en zijn ze elk moment in de open ruimte. Er ontstaat betekenis in de lege ruimte tussen de dingen onderling door de leegte die hen scheidt. Zo herkennen wij dingen, en kunnen ze duiden. Al je het over een besloten ruimte hebt, dan heb je het over een werkwoord. Je BENT in de ruimte of er IS iets in de ruimte. Een besloten ruimte bestaat niet zonder werkwoord.
De voorwaarde voor het waarnemen van dingen is de lege ruimte. De stilte of pauze tussen klanken is de voorwaarde dat klanken herkend worden als woorden en dat je communiceert met de ander. Een taal ontstaat bij gratie van de ander.

De oceaan duikt een paar keer op in je bundel.
Dat komt omdat ik lang een liefdesrelatie heb gehad met een Amerikaanse man en de Atlantische oceaan scheidde ons van elkaar. Freud heeft het over het oceanisch gevoel. Het is een verlangen om onderdeel te zijn van iets groters, en appelleert aan een oergevoel, terugkeren naar de baarmoeder. Dat boeit me, ik ben op zoek naar heel oude communicatiesystemen, zoals ook de mossen.

Opeens is er een cyclus in het Engels.
Die reeks is meteen in het Engels geschreven, het is niet vertaald. Ik heb zeven jaar elke dag een paar uur Engels gesproken en dat werd onderdeel van mijn denken en voorstellingsvermogen. Ik droomde en sprak tegen mezelf in het Engels. Het is voor mij geen kunstgreep om die taal te gebruiken. Er ontstaat een parallelle wereld in een andere taal met een andere dynamiek, een andere zinsopbouw.

Welke gedachte zit er achter het prozastukje waarin je bijna geen leestekens gebruikt?
Dit proza is een tussenruimte in de bundel. Ik heb alleen een paar komma’s gebruikt en verder geen leestekens. Ik was in de veronderstelling dat een letter als symbool verwijst naar een klank en een woord verwijst naar een ding, begrip, mens, concreet of abstract iets. Ik hanteerde een systeem waarin alle letters gelijk waren en gebruikte geen punten, omdat ik die te stellig vond. In principe hebben alle zelfstandige letters dezelfde letterwaarde, maar als je een woord hebt dan verandert hun waarde. Bijvoorbeeld bij een eigennaam: Er is maar één Lennert Ras. Ik ben er wel op teruggekomen dat ik geen hoofdletters mag gebruiken, omdat ik met die hoofdletters juist iets specifieks aanduid.

Je bent dichter, fotograaf, beeldend kunstenaar en audiovisueel bezig?
Ik ben afgestudeerd in de richting Autonome Kunst met 8 mm film, fotografie en ruimtelijk werk. Ik weet niet of ik dichter ben of beeldend kunstenaar. Het wisselt elkaar af. Het is een dialoog van beeldend werk met poëzie. Alhoewel ik op het moment niet veel beeldend werk meer maak en me volledig concentreer op de poëzie.

In de aantekeningen achter in je bundel schrijf je, dat een titel is ontleend aan een nummer van Radiohead.
Ik luister graag naar Radiohead. Het album Kid A is door het ritme, dat door alle nummers gaat, heel herkenbaar. Het is geniale muziek. Elk begin van een nummer wordt voorafgegaan door het eind van het vorige nummer. Als het een alfabet zou zijn zou het beginnen bij Z en vervolgens naar A gaan. Het is een mooie manier van opbouwen.

Gedichten moeten autonoom zijn en toch verbonden?
Een gedicht kan op zichzelf staan in een tijdschrift, als velletje ergens liggen, of zelfstandig worden voorgedragen. Als je met gedichten een bundel maakt, dan worden ze samen een metaverhaal, een geheel.
Doordat je ze bundelt in een bepaalde volgorde, maak je er een nieuw gedicht van, krijgt het een nieuwe betekenis. Je kunt je voorstellen dat elke pagina uit de bundel een letter is. Ik zou het zelf een metanarratief noemen. Ik ben kunstfilosofie en hermeneutiek in deeltijd in Nijmegen gaan studeren om me te verdiepen in de taalfilosofie. Wat is nu eigenlijk taal? Hoe gebruiken we het? Hoe verwijst het naar de wereld? Welke functie heeft het? Op de kunstacademie was ik bezig met beeldend werk maken, maar ik wilde ook begrijpen wat het wezen van kunst en taal is. Dat wij een systeem van taal nodig hebben om de wereld te benoemen, te beschrijven. En daarin schoot de kunstacademie te kort.

Wie zijn je voorbeelden?
Ik lees heel veel. Rupert Sheldrake kan me heel erg inspireren. Vooral hoe hij morfologische velden beschrijft, dat betekent dat op verschillende plekken tegelijkertijd dezelfde ontdekkingen gedaan worden. Of bijvoorbeeld dat bonobo’s, die afgezonderd leven, tegelijkertijd toch hetzelfde trucje kunnen leren. Er zou een soort veld over de aardbol zijn waarmee gecommuniceerd wordt.

Je kijkt vanuit kikvorsperspectief. Daartegenover heb je vogelperspectief en de horizon ..
De horizon is als je in de verte kijkt een rechte lijn. Doordat er dingen voor of op de horizon staan, kun je je plaats bepalen en krijg je een gevoel van afstand. Als er alleen maar horizon zou zijn, dan zou je je niet kunnen verhouden tot dingen om je heen en dat geeft een gevoel van nietigheid. Vanaf de grond heb je een kikvorsperspectief. Dat komt overeen met wat ik schrijf over de mossen. Dichterbij de aarde kun je niet komen.
Vanuit kikvorsperspectief bekijk je de wereld vanuit het microscopische. In vogelperspectief zie je alles vanuit macroperspectief. Je kunt alles goed overzien en ziet hoe dingen zich tot elkaar verhouden. Je begrijpt beter hoe een stad in elkaar steekt, zoals de manier waarop de Amsterdamse grachten concentrisch gebouwd zijn, dan wanneer je door de straten heen loopt. Een vogel kan het overzien van bovenaf, een prooi vangen of bidden boven een plek en dan opeens dalen om iets te pakken. Vanuit de mossen, op microniveau is het veel meer een onderdeel van een geheel.

Vanavond doe je een sessie slow poetry in boekhandel Kirchner
In Kirchner lees ik een gedicht voor en neem daarna vijfenveertig seconden pauze. Een stilte. Er kan dan gevraagd worden om het bijvoorbeeld nog een keer voor te lezen. Een gedicht komt zo op zichzelf te staan, wordt zelfstandiger, omdat het niet in een reeks van voorgelezen gedichten valt. Er is ruimte en tijd voor contemplatie.

Je eindigt de bundel met: Siberië was het eerste woord wat ik vanmorgen uitsprak.
De bundel begint met taal die uitgesproken wordt en eindigt daar ook mee. Siberië is voor mij een begrip, een desolate plek voor bannelingen. Mensen die in werkkampen te werk zijn gesteld. Ik associeer het met mensen, die buitengesloten worden, buiten de samenleving. Die mensen hebben voor de samenleving geen toegevoegde waarde meer. Dat is verschrikkelijk. Dat beschrijft Hannah Arendt ook. Mensen die buiten de samenleving geïsoleerd worden in kampen, maar ook asielzoekers in asielzoekerscentra, die worden nutteloos omdat ze geen deel uitmaken van de samenleving
Dat is het ergste wat je een mens kunt aandoen.

Heb je al plannen voor een nieuwe bundel?
Ik heb veel nieuw werk. De werktitel van mijn nieuwe bundel is ontleend aan een boek van W.F. Hermans, De donkere kamer van Damokles: ‘ledig expositiemateriaal.’

     Andere berichten

Interview Liesbeth Huijer

Interview Liesbeth Huijer

‘Bij poëzie voelt het alsof je meer ruimte hebt dan bij proza.’ door Mirthe Smeets   Liesbeth Huijer, literair vertaalster uit het...

Interview Gerry van der Linden

Interview Gerry van der Linden

‘Poëzie is voor mij ademhalen’ - door Cora de Vos   Gerry van der Linden (Eindhoven, 1952) is dichter, schrijver en beeldend...