Mijn papa was een boom
Voor V.
Ik was zijn kleine meisje op foto’s in de truck.
We klommen samen tot de hoogste kruinen.
Met zijn blote handen bouwde hij mijn droom-
hut waar ik nu alleen zit met een scherpe bijl
waarmee ik wild in het rond hak in de takken,
door de schors, in de knobbels van de boom.
Papa is het hoekje om, uit de bocht gegaan.
Ik draag zijn veel te grote, rode hemden nog.
omdat het moet
omdat het jou vertroebelt
omdat het jou verontrust
omdat het in de weg zit
omdat het uitzondert
omdat het nooit af is
omdat het afbreekt
omdat het wringt
omdat het ooit
omdat het stoort
omdat het los wrikt
omdat het er uit moet
omdat het in je vel snijdt
omdat het jou verscheurt
omdat het naar de keel grijpt
omdat het iets teweeg brengt
wij proberen van in het begin
aandachtig de vale kleuren
die beklijven in de nacht
na te kijken en dit heelt
weduwen, weduwnaars
iedereen die achterblijft
tussen gedempte klanken
wij tasten de tonen af
die nooit overheersen
het laatste blad dwarrelt
naar beneden, ritselt
aan de zijden draad
wij zetten een trage dans in
de benen aarzelen
tevergeefs strekken
de bomen hun takken
wij schuren langs de schors
de stem die overslaat vertelt
wat is geweest, vervreemdt
zich van ons eigenzinnig zelf
terwijl de vleugels open staan
vliegen wij met ons hoofd
in het zopas gerooide bos
tegen wat verwijlt in zwijgen