Jeanet van Omme (1960)
Waar vader is hij mag
waar vader is hij mag toch wel eens terugkomen weet
jij waar hij is weet je dat niet zeg ik hij is dood kijkt ze
weg het lijkt of dit mijn moeder is deze vrager met haar
eeuwenoude handen maar of dat zo is weet ik niet
mevrouw met de kledingvoorschriften die haar
dromen vertelt weet jij waar hij is weet je dat niet
zangeres op de overloop en dronkelap op de wc tuinier
die in zichzelf praat hij mag toch wel eens terugkomen
meisje in Enschede en haar verzonnen vriendje onder
de krentenboom moeder van drie dochters zeg ik hij is
dood kijkt ze weg slappelachvrouw rokende lezer
rotsige ruziemaker weet jij waar vader is weet jij waar
hij is weet je dat niet zeg ik hij is dood kijkt ze weg hé
een zeilboot ruim die taart eens op leuke mensen en ze
wijst naar een foto van zichzelf en weet jij waar hij is
Kris de Lameillieure (1962)
ze zegt zoveel
met één woord. en soms nog meer
als ze zwijgt. een voor een puurt ze
de letters. verfijnen, schrapen maar
niet liquideren. in haar hoofd balanceert ze,
weegt de regels af. ze berekent verhalen,
verbeeldt de prijs.
ik raak haar kwijt als ze woordeloos
haar boek opent. gesloten hoofdstukken,
stille tussenbladen. ze blijft herwerken
op verdroogd perkament. altijd vraagt ze
of ze nieuws zal schrijven. of haar laatste
woord haar laatste is.
Rinske Kegel (1973)
Complexe botbreuk
Moet ik een vijand nemen
of iemand om op te mopperen
zomaar iemand van straat plukken
om in het gezicht te slaan, hard
de vrede bewaren, waarin dan
het zachte lapje van vroeger dat naar mij rook
is gereïncarneerd
als ik dood ga zal het een vliegend tapijt zijn
in de tijd, zeker
ik verlang naar een complexe botbreuk
die toch gelijmd kan worden.
Jill Marchant (1986)
Nachtschade
ge hebt mij mogen lenen
maar ge hebt mij niet teruggezet
wist ge niet waar
mij te leggen
waart ge vergeten
op welke plank
gij voor het eerst uw ogen brandde
in mijn flank
ik zoek een plek nu
verhuis
mij
ge zocht
naar hoe ge mij moest lezen
best ‘s nachts of overdag?
ik wachtte
tot ge het juiste blad zou aanraken
gij tot ik zou openvallen
op de pagina met waarheid in pacht
ik vroeg het mij al af
of ge mij zou uitlezen
tot aan mijn open einde – ge kunt daar niet tegen
gij met uw universum open deuren
ge hebt mij een paar keer verlengd – ge denkt altijd in het verlengde van
tegelijkertijd andere boeken
verleid – ge denkt altijd in verleiding
ze op uw nachtkast gelegd
naar mij gekeken
een ‘neen’ gezwegen
haar in uw bed gelezen
ik zal de causaliteit niet overschatten
ik zal sec zijn: de uitleentermijn is overschreden
wij zijn klaar
wie betaalt
de nachtschade
wie de boete – we stonden op uw kaart
sec: open einde – …
J.V. Neylen (1989)
vlieg
Je schaduw deed denken aan een jonge vrouw
wulps uitdagend op het bed — de levenspiek zo moeiteloos
met een been gebogen, het andere gestrekt.
Ik probeerde je er naartoe te draaien, maar je bleef
met je poten als haren gevouwen
in een hardnekkige yogarust.
En ik met al mijn vechten, al dat duwen en trekken,
wou plots dat ik, uit mijn schaduw getreden,
een dergelijke rust kon beleven.
Er straalde een esthetiek uit je groene koplampogen,
mysterieus als art-nouveau. En dan trok je weg,
zo volledig dat enkel ik nog uitgestrekt naast je lag.