LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Het voelde echt als een noodzaak om het woord de kans te geven

10 nov, 2016

Aly Freije won in 2008 de Freudenthal-prijs, publiceerde een Groningstalige bundel Wondpoeier (Groningen, 2009) en debuteerde nog een keer, nu met Door het vanggat (In de Knipscheer, Haarlem) in het Nederlands in 2016. Aly Freije is dichter en docent aan de Schrijversvakschool Groningen.

Je hebt een nieuwe bundel uit met de titel Door het vanggat. Waar komt de titel vandaan en wat bedoel je ermee?
Vanggat is een oogstterm, uit de tijd dat het koren nog werd gezicht met een zichtmachine en de schoven op wagens naar de schuren werden gebracht. Daar werden de schoven van de wagens geprikt in een vak van de schuur en schoof voor schoof doorgegeven tot ze bij de man belandden die ze in rijen stapelde. Dat deed mijn vader. Omdat schoven steeds hoger en hoger moesten worden doorgegeven en gestapeld, werd er een vanggat gemaakt, waar een man met een vork stond, die de schoof verder omhoog gooide naar de volgende man of vrouw. In het gedicht In lichtbundels danst het stof, IV wordt dat proces verbeeld. Maar vanggat heeft een dubbele betekenis, je vangt daarin herinneringen en vangt iets met taal, maar tegelijkertijd ontsnapt het beeld je weer, het verdwijnt in een gat. In je herinneringen zelf zit ook een vanggat. Er vallen gaten, zoals ik in het gedicht Kieren verwoord. En Vanggat staat ook voor verdwijning, sterven en doorgaan na de dood, belangrijke thema’s in mijn bundel.

Het eerste deel van de bundel heet Houtopstand. Speelt het ook een rol dat daar het woord ‘opstand’ inzit, of is dat te ver gezocht?
Houtopstand, daarin zit inderdaad ook een zekere opstandigheid tegen het lot, de benauwdheid als meisje in een dorp, en een verlangen om naar de grote wereld te ontsnappen. Tegelijk verwijst het woord voor mij naar het woord houtwal en dat vormt een beschutting, een strookje bos waarin ik met boomtakken een huisje bouwde. Houtopstand is daarnaast ook woekering, waar ik met taal een weg doorheen moet zien te hakken.

Hoe vind je dat de bundel door recensenten is ontvangen?
De ontvangst van mijn bundel verloopt goed, er zijn een aantal zeer positieve recensies over verschenen in noordelijke bladen, bij Literatuurplein en 8WEEKLY. Sommige van de gedichten verschenen al landelijk in tijdschriften als Extaze, Tzum, Krakatau, Liegend Konijn, Gierik en Nieuw Vlaams Tijdschrift. Maar ze zijn minder te vinden in de ‘grote’ Nederlandse tijdschriften, tot nu toe tenminste. Dat zegt ook iets over hoe mijn poëzie wordt opgepikt, gedichten waarin de natuur veel als beeld wordt gebruikt, waarin het landschap en de dieren vaak meelopen en gekoppeld worden aan aspecten van het menselijke bestaan als erotiek, verlies en dood. Ik geloof dat in Vlaanderen een sterker natuurbewustzijn leeft dan hier in het verstedelijkte Nederland. Er zijn enkele gedichten van mij in het Duits vertaald; misschien speelt ook daar de natuur een grotere rol in de literatuur. In Duitsland heb ik een paar keer gedichten gepresenteerd, in Oost-Friesland en in Berlijn, samen met (werk van) beeldend kunstenaar Friederike Linssen. Ik signaleer via mijn gedichten de aantasting van de natuur, de verschraling van het landschap en de essentie om als mens de elementen te ervaren. Letterlijk leef ik hier in een gebied met aardbevingen, een gebied dat ernstig wordt aangetast, met veel ellende voor de bewoners, maar ook met een vernietiging van eeuwenoude monumenten. En met de schaalvergroting van landbouw en veeteelt wat landschappen erg aantast.

Schreef je aanvankelijk in het Gronings toen je begon met schrijven of is dat later gekomen?
Ik ben tweetalig, de taal van mijn jeugd was het Gronings, een spreek- en werktaal. Mijn verdere ontwikkeling verliep in de Nederlandse taal, de taal waarin ik nu dagelijks leef. Toen ik de poëzie ontdekte ging dat via Nederlandstalige gedichten. Eigenlijk ben ik door een toeval gedichten in het Gronings gaan schrijven, toen ik contact kreeg met de Groningse dichter Jan Glas, die nu ook voornamelijk in het Nederlands schrijft. Ik stuurde een serie Groningstalige gedichten in voor de Freudenthalprijs, de belangrijkste prijs voor nieuwe Nedersaksische Literatuur, en ik werd prijswinnaar. Ik ontdekte dat de Groningse taal me weer de muzikaliteit liet zien, en zo ontstond mijn eerste Groningstalige bundel Wondpoeier. Maar in de Nederlandse taal heb ik een grotere woordenschat en meer bereik, dus nu schrijf ik voornamelijk in het Nederlands.

Schrijf je al je hele leven of heb je een ander beroep ernaast?
Ik kom niet uit een geletterd gezin, maar ik las al vroeg erg veel en fantaseerde allerlei verhalen. Het belang van een beroep met een zelfstandig inkomen werd me al vroeg duidelijk, toen mijn moeder weduwe werd en de boerderij over moest nemen om inkomen te hebben. Dat was al voordat ik me in de vrouwenbeweging ging roeren. Ik studeerde sociologie en werkte later in het onderwijs, tweedekansonderwijs heette dat toen. Ik begeleidde groepen, ontwikkelde leerplannen en gaf didactieklessen. Ik werkte samen met een dramadocent om docenten in opleiding een creatieve leergang te bieden en ontdekte dat ik dat zelf heel graag verder wilde ontdekken. Ik ben toen naar de Schrijversvakschool Amsterdam gegaan om mijn schrijven te ontwikkelen, ik was toen veertig. Het voelde echt als een noodzaak om het woord de kans te geven. Ik ging in Amsterdam werken bij een stichting voor amateurschrijvers, het blad Schrijven komt daaruit voort. Daar kwam ik zelf niet meer aan veel schrijven toe met al mijn projecten. Ik volgde wel een opleiding tot docent schrijven en begon schrijflessen en workshops te geven voor allerlei groepen. Toen ik uit Amsterdam vertrok ben ik het schrijven echt serieus gaan nemen. Nu ben ik naast dichter en schrijver nog steeds docent schrijven bij de Schrijversvakschool Groningen.

Op de achterflap van de dichtbundel staat dat je werd geconfronteerd met gedwongen vertrek uit Groningen en met de dood van dierbaren. ‘Ze onderzoekt de werking van herinneringen en hoe daar via de taal toegang tot te krijgen is.’ Wat voor gedwongen vertrek was dat?
Het gedwongen vertrek komt voort uit een concrete gebeurtenis. Door de ziekte en vroegtijdige dood van eerst mijn vader en vijf jaar later mijn moeder verloor ik het ouderlijk huis. Begin twintig was ik en ik had alleen nog mijn studentenkamer. Heel lang zaten de woorden op slot. Tot ik ging schrijven en er niet meer omheen kon. Het verlies van een plek is al terug te vinden in mijn Groningstalige bundel in de serie In lichtbundels danst het stof die vertaald in deze nieuwe bundel is opgenomen. En ook in de serie Terugspoelen en de afdeling Vluchtstroken ben ik hiermee verder gegaan. Ik zie de taal als een vluchtstrook waar ik wel moet stoppen, uitstappen en woorden verzamelen, waarna ik weer de rijbaan opga.

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...