LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Myrthe Leffring – De tere bloemen van het verstand

4 jan, 2017

De brug – Een eigentijdse moraliteit in verzen

door Eric van Loo

Myrte Leffring (1973) is bureauredacteur bij Awater. De tere bloemen van het verstand is haar tweede bundel bij uitgeverij Van Gennep. De recensies van haar eerste bundel waren niet al te positief. Maar soms ook aantoonbaar oppervlakkig.
Bij eerste kennismaking doet de bundel me denken aan Een man begraaft een boom van Shari van Goethem. De genummerde gedichten op de linker bladzijde hebben een mysterieuze sfeer, en kennen een duidelijk gecomponeerde verhaallijn. Ze maken indruk, hoewel ik niet uitsluit dat ze tenslotte als een zeepbel uiteenspatten. De gedichten op de rechterbladzijde zijn cursief gedrukt, en lijken op meer lyrische toon verdieping te geven van of commentaar te leveren op de gebeurtenissen aan de linkerzijde. In deze gedichten is vaak sprake van een man en een vrouw, van verlangens en verwikkelingen in een relatie.
Kort samengevat gaat het verhaal over een vrouw die in het eerste gedeelte van de bundel (‘Wankelend licht’) een brug beklimt. Het middelste gedicht heet ‘Iemand is een brug’. In het derde gedeelte van de bundel (‘Totdat ook de nachten verdwijnen’) vindt de afdaling van de brug plaats. De brug kan gezien worden als een levenstrap, als een symbool voor de levensloop van een mens, met een stijgende en dalende lijn die ontwikkeling en neergang belichamen. Het zou veel meer voor de hand hebben gelegen, als de dichter haar bundel ‘De brug’ had gedoopt. Dat had een mooie parallel opgeleverd met De rotonde van Mark Boog, eveneens een bundel met een sterke verhaallijn (gepresenteerd als ‘Roman in verzen’). De tere bloemen van het verstand is wel een meer prikkelende titel, die direct nieuwsgierig maakt. Een poëtische titel ook, met een subtiel ritme.

Zoals gezegd beklimt in de eerste afdeling een vrouw een brug. Dit heeft iets van een proces van vallen en opstaan. In gedicht 1 lezen we ‘een vrouw stond voor een brug’. Na enige schermutselingen blijkt ze aan het einde van gedicht 2 weinig verder gekomen te zijn: ‘en ze stond weer onderaan de brug’. In het midden van gedicht 5 worden bijna dezelfde woorden gebruikt: ‘en weer stond ze / onderaan de brug’.
Mooi is de openingsstrofe: ‘Het licht leek van vloeipapier / en gaf een schijn van vrede / en verdraagzaamheid’. Het doet denken aan regels uit het gedicht ‘Stof’ uit haar vorige bundel, waarin zij over een stervende schrijft ‘je houdt je ogen / voor mij altijd jouw ogen / achter ouwelblad verborgen’. Erik Lindner schreef in de Revisor dat hij zich bij het woord ‘ouwelblad’ iets op de ogen kon voorstellen als iemands gezicht verzorgd werd. Mij deed het woord ‘ouwelblad’ in deze context meer denken aan het flinterdunne gesloten ooglid zoals je dat ziet bij hele oude mensen. En vanuit dit uitstapje kunnen we ons voorstellen, dat het licht van vloeipapier in de openingsstrofe misschien wel een omschrijving is van het gefilterde licht dat de baby in de baarmoeder waarneemt.

In de tweede strofe van gedicht 6 herkennen we ‘De schreeuw’ van Edvard Munch.

6.

Een vrouw liep uren
en uren zonder te stoppen
om haar heen lispelde de stilte
en stralen zonlicht hulden de brug
in een matte glans

de vrouw ging dichtbij de
reling staan, tuurde in
de verte en hoorde haar
eigen angst gillen
zoals een varken dat wordt opgetild
de vrouw drukte haar handen
tegen haar oren
de angst zweeg en verdween

een jongen kwam voorbij
hij groette zonder
de vrouw aan te kijken
zong een lied dat zij niet verstond

ik zoek… begon de vrouw, maar
de jongen schrok en zette het
op een lopen
wat is het ingewikkeld
zuchtte de vrouw
en de jongen riep haar
vanuit de verte toe
helemaal niet! het is doodeenvoudig!
stop met zoeken want
je bent er al

de vrouw schudde
haar hoofd en slikte moeizaam
een meeuw vloog langs
de zon en nam alle warmte mee

De jongen in dit gedicht is een van de vele mannen die de vrouw op haar tocht tegenkomt. De één ‘pakte haar uitgestrekte handen / drukte er een kus op en zei: / ik zal voor eeuwig bij je zijn / en na een jaar vertrok hij en / nam alle vogels mee’, een ander heeft ongelijke benen waarmee hij achteruit de brug afloopt, en weer een ander vraagt haar ‘ben je bang om dood te gaan?’ en springt vervolgens van de brug.
Net als in de beroemde 15e-eeuwse moraliteit Elckerlijc worden allerhande begrippen gepersonifieerd. De vrouw ‘greep overmoed bij de kladden’ (5), ‘spijt stak zijn lelijke kop om de hoek / en hield haar in zijn greep’ (7), ‘en de vrouw danste / met de schaamte op de brug’ (8) enz. De ontmoetingen met deze personages zijn echter kortstondig en kennen geen echte ontwikkeling. Het verhaal in deze bundel kent ondanks de verwantschap met Elckerlijc ook geen duidelijke moraal. Dat is niet zo vreemd, omdat met het wegvallen van religie als vanzelfsprekendheid ook veel waarden zijn verdwenen. Er is wel een terugkerend spel met zwart en wit: ‘zwart was de lucht / of wit’, ‘er was het licht / het zwarte, witte licht / dat ons omringde’. De precieze betekenis hiervan binnen deze vertelling is mij echter niet duidelijk geworden.

De gedichten op de rechter bladzijden vormen een aanvulling op het verhaal zoals dat zich in de genummerde gedichten aan de linkerkant ontwikkelt. Niet altijd voegen deze gedichten evenveel toe, ook zijn ze vaak te weinig uitgekristalliseerd om als gedicht op eigen benen te kunnen staan. Neem bijvoorbeeld het begin van het gedicht tegenover nummer 17:

Er was een vader
er was een
moeder

vroegoude mensen
woorden en dingen
die je niet mocht zeggen
dingen die te belangrijk waren
om uit te spreken

(…)

We komen hier gevaarlijk dicht in de buurt van de zeepbel uit de inleiding van deze bespreking. In de loop van de bundel lijkt de urgentie af te nemen. In de eerste gedichten is de vervreemding voelbaar aanwezig. De mens (een vrouw) op weg in een leven waar hij/zij niet om heeft gevraagd, in een wereld die per definitie onbegrijpelijk is. In de tweede helft van de bundel komen gebeurtenissen uit een latere levensfase aan bod, waarbij ik vermoed dat de dichter minder uit eigen ervaring kan putten. Dat neemt niet weg, dat De tere bloemen van het verstand een intrigerende bundel is, die uitnodigt tot aandachtige lezing en herlezing.

     Andere berichten

Mischa Andriessen – Pieta

Mischa Andriessen – Pieta

Een piëta van vader en zoon door Æde de Jong - - Pieta is de zesde dichtbundel van Mischa Andriessen en het laatste deel van een drieluik...