Nafiss Nia (1968)
Cadeautje
Bij aankomst kreeg ik
een geruite jurk cadeau
dat was aardig, dacht ik.
iedere ruit had een kleur en
ik verheugde me op de
regenboog die me zou omarmen
ik mocht kiezen achter
welk raam ik wilde zitten om
mijn mooiste ding te verkopen
mijn raam had drie hoeken
aan ieder hoekje hing een deel
van mijn wezen in een andere kleur
vrouw-zijn in roze
Iraans-zijn in paars
vluchteling-zijn in rood
ik begon gelijk met mezelf te
verkopen door woorden te
bedenken en beelden te verzinnen
ik kreeg staande ovaties omdat ik
mijn moeder en onze vijgenboom miste
werd getroost omdat ik om mijn verre
vader rouwde, geprezen omdat
ik moedig tegen de tirannie opstond en
aangemoedigd omdat ik mooi uit
mijn raam keek, beeldig en lachend
en vooral omdat ik dankbaar was
mijn wenkbrauwen niet fronste en
niet meer in de regenboog geloofde
Ik ben zo geliefd in mijn raam.
Peter Vermaat (1963)
Hoe ruikt een woord?
Hoe ruikt dit woord? De klinkers uit
het gras, tegen de avondval, met uitgestorven
bloemen en een vreemde kever, die zo afgemeten
in de vele tinten groen loopt te verdwalen.
Eetlust blijft er ver van. Nu handen wassen
denk je, maar het kleeft, het zeurt.
Hoe smaakt jou deze zin? Opengesneden huid
tongen de tegenvoeters zich een dieptepunt
van dierlijkheid en taalbegrip. Slurp je
de glottisslag het vruchtvlees uit en laat
het zoet logeren op je tongpapillen.
Hoe kijkt de klank je luchtpijp in?
Volgt zij je adem op het ritme van je
harteklop de aders door, of er een slagorde
je lichaam in marcheert. Geen spoor
van oorlog, loog de mondmachine.
Hoe steekt een punt? Tegen je huig.