door René Leverink
Meander Klassieker 212
De klassieker van deze maand kent een nauwkeurige locatie. Om elke verwarring uit te sluiten gaf Hans Tentije in de titel niet alleen de straat maar ook de plaats aan. Dat maakt nieuwsgierig. Wat heeft de dichter in deze straat gezien? Wat is er gebeurd? René Leverink ging voor ons op onderzoek uit.
–
Dit is de sleutel in je hand, dit is de vleugeldeur
van de entree, de brede trapopgang
die zijn pluchen loper voor je uitlegt en je naar statige
verdiepingen omhoogvoert
–
geen roede ligt er scheef, het duister
kruipt uit de lambrisering op en in de kille aderen
van het marmer stremt, vermoeid, het bloed
–
de lichte scheuren dateren van die keren
dat de luchters vervaarlijk zwaaiden en zich leegschudden
boven tafelkleden en parket, toen het alarm
afging en het laatste kristal versplinterde –
–
kom, sluit de deur achter je, denk om indringers
en najaarsblad, snuif de verschaalde, bijna vervlogen
geuren van zijde en serge, van dat ene, alles
–
zo vaak verpestende parfum op, van varkensleren
of goedkope kartonnen koffers en hoor
hoe de sneeuw van toen, dooiend, andermaal
van een kraag van sabelbont druipt
–
en hoe op de slechts spaarzaam verlichte overlopen
het gekrulspelde wantrouwen en zulke ochtendjasklamme
ongepoederde opvliegers, roddels
–
en al of niet bedekte toespelingen konden gedijen –
buitenom vergrijpen de tengels van de bosandoorn zich
aan lofwerk, loggia’s en balkons, omstrengelen
tot wurgens toe de jaren
–
hier was het toch?
–
–
Hans Tentije (1944)
–
Uit: Deze oogopslag (2004)
Uitgever: De Harmonie
In zijn bundel Deze oogopslag uit 2004 reist de dichter door Europa. Tentije voert ons naar Duitsland, Italië, Nederland, Tsjechië, Hongarije en Frankrijk. De reis begint in Berlijn, in de Ansbacher Strasse, zo’n tien minuten lopen van de Kurfürstendamm. We krijgen de sleutel die toegang geeft tot een statig pand. Een riant, vooroorlogs appartementengebouw, deftig, gedistingeerd. Geen roede ligt scheef op de pluchen loper. Maar er deugt iets niet. Wat is dat ‘duister’ dat enjamberend en assonerend uit de lambrisering opkruipt? Poëtisch fraai, maar inhoudelijk onheilspellend zoekt ‘vermoeid’ bloed zich een weg door de aderen van het marmer. Wat is – of was – hier aan de hand? Welk bloedstollend geheim koestert dit statige pand?
De waarheid is als bloed dat kruipt waar het niet gaan kan. De derde strofe werpt licht op de zaak. Door het binnenrijm dateren / keren zie je schoksgewijs scheuren in het marmer schieten. De zware a’s in vervaarlijk en zwaaiden laten het gebouw op zijn grondvesten trillen. Versplinterend kristal: een huiveringwekkende flashback, vol gruwelijk racistisch geweld. Honderden synagogen in brand. Duizenden winkels kapotgeslagen. De nacht van 9 op 10 november 1938 (1).
Een gedachtestreepje brengt bezinning, als opmaat naar de verstilde vierde strofe. De oorlogsjaren van het pand en de tegenwoordige tijd van het gedicht vloeien samen. Kom binnen, sluit de deur, houd indringers en het najaarsblad buiten. Intussen voelen we ons als lezer zelf een indringer. Willen we die verschaalde geuren van weleer wel ruiken? Van de oude chic die hier woonde, die zich tegen wil en dank bleef tooien in zijde en zachte wol? Een oud Joods dametje misschien, dat de schijn van welstand en aristocratie bleef ophouden, hoewel verdoemd en verketterd, en ten dode opgeschreven? De geur van naïef ingepakte koffers – van degelijk varkensleer, maar vaak ook van goedkoop karton – klaar voor als de laarzen van de indringers aan kwamen stampen op het marmer, gevolgd door de klop op de deur. Eindelijk, zuchtten de buren, het hoofd om de deur, het haar op dit vroege uur nog in de krulspelden – we dachten het altijd al. Hier was het toch?
De dichter lijkt te twijfelen. Stond misschien voor zo’n vleugeldeur in de Ansbacher Strasse, en stelde zich voor hoe dat ooit geweest moest zijn. Hoe zo’n schriel dametje uit haar woning werd gesleurd, en in haar ooit elegante bontjas de straat op moest, langs wegdooiende sneeuwhopen, de koffer in de hand, nog even. Zo stil was het nog, dat je de sneeuw van haar bontkraag kon horen druipen.
We gingen maar eens kijken, in Berlijn, in het voetspoor van de dichter. Een drieste inbreuk op de autonomie van het gedicht. Verbeelding getoetst aan de praktijk. De Ansbacher Strasse in de wijk Schöneberg is ongeveer een kilometer lang. Klassieke architectuur, zoals beschreven in het gedicht, wordt afgewisseld met fantasieloze nieuwbouw op de plekken waar de oorlog toesloeg. Een Tchibo–winkel die niet alleen koffie maar ook loten en tabak verkoopt. Rossmann, zo’n superdrogist voor teenslippers, theemutsen en pijnbestrijders. Een Konditorei. Een Änderungsschneiderei. Een doodgewone straat in wat vroeger West-Berlijn heette. En voor de oorlog, in het ongedeelde Berlijn, een straat waar ook veel Joden woonden. Hun ziel glanst op van de messing Stolpersteine (2), die op hun laatste adres in het trottoir zijn aangebracht.
Het enige pand dat redelijk beantwoordt aan de beschrijving in het gedicht is nummer 68. Er is een vleugeldeur, er zijn statige verdiepingen, er is een klimplant (maar geen bosandoorn) die ‘lofwerk, loggia’s en balkons’ omstrengelt. En er ligt zowaar een koperplaatje. Hildegard Hauer woonde hier tot 1939, maar moest later naar een zogenaamde jodenwoning in de toenmalige Kaiserallee. Ze was 48 jaar en vrijgezel toen ze van daaruit op 26 oktober 1942 op transport werd gezet naar Riga, waar ze drie dagen later werd vermoord.
Op nummer 34 woonden Jeanette en Martha Arndt. Twee oude vrijsters, geboren in Polen, op 15 juli 1942 naar Theresienstadt gedeporteerd en twee maanden later naar Treblinka. Hun sterfdatum is niet bekend. Ze waren beiden in de zeventig. Nummer 34 is nu een fantasieloos nieuwbouwpand met een grijze gevel en garagedeuren.
De man van Anna Schachnow (1872) zat een tijd in de Berlijnse gemeenteraad. Toen hij in 1927 stierf, trok Anna in een pand op nummer 18. Haar uitwonende dochter Margot werd op 2 juni 1942 naar Theresienstadt gebracht, en vandaar naar de ovens in Auschwitz. Anna moest dit allemaal meemaken voor ze op 6 augustus 1942 zelf de reis naar Theresienstadt maakte en daar een half jaar later overleed. Ansbacher Strasse nummer 18 is nu de toegangsdeur tot een groot aantal flatwoningen.
Ook op nummer 18 woonde de familie Zarinzansky, bestaande uit Ada, haar man Kurt en zijn moeder Rosa (1864), die weduwe was. Terwijl Kurt en Ada als dwangarbeiders in een fabriek werkten, werd Rosa op 4 augustus 1942 naar Theresienstadt gedeporteerd, waar ze twee weken later overleed. Ze was 78. Op 3 maart 1943 werden Ada en Kurt naar Auschwitz gebracht. De sterfdatum van Ada is niet bekend. Kurt werd op 11 maart 1945 vermoord in Mauthausen.
Om de huur op te kunnen brengen, hadden de Zarinzansky’s onderhuurders, het echtpaar Berthold (1894) en Grete Franziska (1903) Rothschild. Op 3 maart waren ze getuige van de deportatie van hun verhuurders. Daarop pleegden ze op 14 maart 1943 zelfmoord door vergassing. Op hun Stolpersteine staat: “Gedemütigt/entrechtet – Flucht in den Tod”.
Negen Stolpersteine in één straat. Negen verwoeste levens (3), in een paar maanden tijd. De messing gedenktegels liggen er pas sinds 2013. De dichtbundel Deze oogopslag verscheen in 2004. Hoe wist Tentije van al die deportaties? Bespeurde hij, met de Empfindlichkeit van een dichter, intuïtief de doem die tussen de gevels hing, zoals hij ook het duister ‘uit de lambrisering’ zag opkruipen? En de ‘verschaalde, bijna vervlogen geuren van zijde en serge’ en van varkensleren of goedkope koffers kon opsnuiven? En zoals hij hoorde ‘hoe de sneeuw van toen, dooiend, andermaal van een kraag van sabelbont druipt’? Frappant is dat geen van de deportaties in de Ansbacher Strasse plaatsvond in een jaargetijde met dooiende sneeuw; nou ja, misschien die van Zarinzansky’s op 3 maart. Die kraag van sabelbont en die geuren van zijde en serge blijven knagen. De dichter moet een visioen hebben gehad van een oudere dame, ooit van goeden doen, woonachtig in zo’n pand als nummer 68. Van de slachtoffers in de Ansbacher Strasse komen er qua leeftijd vier in aanmerking: Jeanette Arndt (67), Martha Arndt (69), Rosa Zarinzansky (78) en Anna Schachnow (70). Jeanette werkte in de horeca, Martha was hulp in de huishouding. Geen vrouwen voor sabelbont, zijde en serge. Blijven over Rosa en Anna. Anna woonde voorheen met haar man in de Bayreuther Strasse, parallel aan de Ansbacher Strasse, dezelfde buurt dus. Rosa heeft de beste papieren, omdat ze eerder met haar man in de deftige Fasanenstrasse had gewoond.
Toen Rosa voor de laatste keer de deur achter zich sloot, stonden op de slechts spaarzaam verlichte overloop de nog gekrulspelde en ongepoederde buurvrouwen in hun ochtendjassen te roddelen. Hadden ze het niet gedacht?
Vandaag, in de eerste week van januari, kort na de terreuraanslag op de nabij gelegen Breitscheidplatz, buigen een moeder en twee kinderen zich over de zes messing gedenkplaatjes voor nummer 18.
Hier was het toch?
–
–
René Leverink
–
–
(1) In deze nacht, beter bekend onder de naam Kristallnacht, werden in heel Duitsland Joden aangevallen, er werden 267 synagogen in brand gestoken en ongeveer 7500 winkels en bedrijven van Joden vernield. Het was een actie van georganiseerd en ongeorganiseerd geweld, tegen de achtergrond van al jaren aangewakkerde Jodenhaat in nazi-Duitsland. Politie en brandweer werd verboden op te treden. Zie voor meer informatie:https://nl.wikipedia.org/wiki/Kristallnacht
(2) Stolpersteine (letterlijk struikelstenen) is oorspronkelijk een project van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Vanaf 1992 plaatst hij gedenkstenen voor de huizen waar in de Tweede Wereldoorlog Joden woonden, en die daar werden opgepakt. Op de stenen zijn, in een messing plaatje, de naam, geboortedatum, deportatiedatum en plaats en datum van overlijden gestanst. Het project is inmiddels enorm gegroeid, en heeft een internationaal karakter gekregen. De stenen in de Ansbacher Strasse dateren van 2013/2014. Zie voor meer informatie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Stolpersteine
(3) De informatie over de gedeporteerde bewoners van de Ansbacher Strasse is afkomstig van https://de.m.wikipedia.org/wiki/Liste_der_Stolpersteine_in_Berlin-Sch%C3%B6neberg#A