zonen van steen
de zonen van steen houden hun moeders
met geweren vast en hun vaders buiten beeld
verdwijnen achter de schilden
die hun gezichten zijn geworden
de zonen van steen slepen
hun broers door het hete zand
en hun zussen op het dak
zijn voor de vijand
geen gevaar
echo!
de moederhand op een voorhoofd
gewassen vingers, troostgezang
van duizend bekende stemmen
rook van zwart vlees en sigaretten
een diepe vaderkuch, een spervuur
van stekend bekende klanken
stenen schieten wild
door sponzige harten
de zonen van steen proberen
de projectielen af te weren
maar absorberen alles
de ontdekking van M.
soms ververst een seizoen zich verkeerd
jonge sla groeit van het zonlicht af de grond in
hagelvachten belemmeren de lammeren
van boomstammen bladderen bladzijden af
aangedreven door M.
de bron van mijn eigen gedachten
en de kracht van mijn eigen dwarse aard
zag ik onlangs pas dat M. een natuurverschijnsel was
een mosnest dat groeit waar het zich geroepen voelt
zich daar om aderen wikkelt en erin wortelt
en ik ben maar een lichaam – niet meer dan dat
ik ben mijn eigen dochter – en daarvan in de war
houd mij in mijn armen vast en knijp te hard
M. is een onmeetbare kracht
een seizoen is een onbedwingbaar gevaarte
ik ben niet meer dan een keuze die is gemaakt
M. is ondanks tegendraadse krachten
een verschijnsel dat in je opgaat en je draagt
barst
er loopt een lijn langs het kozijn
waarin ik het een en ander kwijt kan
een kam, theezakjes, lijsten met getallen
of een van mijn smalle gedachten
ik herken mezelf niet in een rij verdachten
etalagepoppen keren zich van me af
er is één buurman in de straat
die in staat is mij naar huis te slepen
daar is een raam dat als tolk fungeert
een gordijn dat sussend mijn mond toedekt
in het licht dwarrelt een sneeuwsterrenstelsel
door de hoekige schaduwen sluipt de tocht
ik duw mijn lichaam tegen het kozijn
leg een hand in mijn huis
en voel het kloppen
het een en het ander
ik vind mezelf even mooi als het geluid van een glas
dat over een houten tafel naar je toe geschoven wordt
even mooi als hoe je bovenbenen voelen bij thuiskomst
als je hebt gewandeld en het buiten rond het vriespunt is
even mooi als je neus in een kledingstuk steken
dat je op zolder bewaarde voor het juiste moment
even mooi als een mond vol Skittles tot het niet meer past
en het kleurenmengsel dat je uitspuugt in een servet
nee, even mooi als de eerste wintersneeuw zien vallen
over een gladde sneeuwweg lopen en wegzakken
met natte sokken over de deurmat wrijven
de tocht onder de deur naar je voelen grijpen
Met dit gedicht haalde Michelle een gedeelde derde/vierde plaats in de tweede ronde van de Meander Dichtersprijs 2017.