Hella Brugts (1961)
Borsten
Vandaag hebben mijn borsten voor mij gekozen.
Ze blijven, als mango’s zei de nachtelijke zuster;
ik wist het en vergat het weer. Zeer rust niet, al
is het van mijn moeder, haar zus en zus.
Alsof ik hun borsten terug huil, voorgoed.
Hun zachte huid, voedende gave, de tinteling en
ronde schoonheid … ze blijven. Ik ontbloot mezelf
voor de spiegel, dankbaar voor dit tweede leven.
De zegen van een tunnel die kan zien. Ik werd erin
gelegd, de weg terug om vooruit te komen. Mijn
lijf herinnert de beklemming en wacht op de wee.
Volhouden nu, ze rijpen, nooit meer zullen ze
verharden, niets en niemand mag ze verharden.
De liefde leeft sijpelend uit haar tepels. De zon
spiegelt zich erin als een omgekeerde droom.
Ja allicht, mijn borsten zijn mango’s.
Ezra Hakze (1993)
IJsvogel
Toen zij ‘stom’ van doofheid onderscheidde,
was ze jong maar met een mond vol tanden.
Leerde zij de taal om niet te spreken
en las het woordenboek tot introvert.
Totdat zijzelf zo werd.
‘Stom’ was spraak die wraak nam,
op de mensen zoals zij.
Ze weet wel dat ze langzaamaan ontdooit.
Maar meer nog dan het ijs
doorbreekt bij elk nieuw woord
de stilte.
Truus Roeygens (1964)
Gezelschapsvers
ze speelt met haar handen
haar handen luisteren als honden
ze is geïntrigeerd door de dreiging en tegelijk de redding die van handen uitgaat
ze droomt van olifanten in een sneeuwlandschap
ze voelt medelijden met de personen als uitgespuwde prooien
in het portiek van staatsgebouwen, ze geeft ze een chique goot in versregels
ze houdt van het gezelschap van mannen
ze houdt van het spel met vrouwen
ze houdt van het gruis in haar dorp en van de natte stukken in de stad
maar ze kan nooit lang blijven
ze wordt zoals de haarborstel of de moersleutel
altijd op de verkeerde plek teruggelegd
haar hart is als
een oude stad
er is de oude kern
en er zijn de nieuwe delen