LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 215: Joost Zwagerman – Liefde is een platitude

17 sep, 2017
door Eric van Loo

Meander Klassieker 215

Na een zomerpauze van twee maanden pakken we de draad van de Klassiekers weer op met een bespreking van het beroemde slotgedicht uit De ziekte van jij. Bij de onthulling van een gedenksteen voor Joost Zwagerman juni jl. bij de Bibliotheek in Alkmaar werd dit gedicht door Maria Vlaar, die tevens zijn biografie gaat schrijven, voorgelezen. Redacteur Eric van Loo buigt zich over dit gedicht van de jonge Zwagerman.

___*
_
Liefde is een platitude en daarom ook zo mooi.
Jij, jij was veel meer dan dat zodat ik van meer
naar minder kon. Jij was zo jij dat je werd mij,
aan mij was het genot om in je op te gaan, geluk
zo groot dat ik steeds minder hoefde te bestaan.
_
Wat meer dan liefde is en minder dan de dood
is de warme dood waar ik niet bang voor ben,
dat is het doodgaan door te leven met een vrouw.
Dat ik mocht niet-bestaan dat kwam door jou.
In mij is die dood verdreven door de onmogelijkheid
opnieuw met jou te leven. Hoogstens ben ik ziek
en schrijf ik om de ziekte naam te geven. Hoe
hopeloos dit is, het brengt je niet terug naar mij.
Wat blijft is de ziekte, de ziekte die heet jij.
_
_
Joost Zwagerman (1963 – 2015)
_
Uit: De ziekte van jij (1988)
Uitgever: De Arbeiderspers

September 2015 werden we opgeschrikt door het plotselinge overlijden van Joost Zwagerman. Velen kenden hem vooral van zijn enthousiaste betogen over kunst, hetzij in de Volkskrant of NRC, hetzij bij De Wereld Draait Door. Of van VPRO’s Zomergasten dat hij in 2003 en 2004 presenteerde. Voor anderen was hij bovenal de schrijver van Gimmick!Vals licht en andere romans. Tijdens de uitzending van DWDD die daags na zijn dood aan hem gewijd was, brak Ronald Giphart een lans voor de poëzie van Zwagerman, die in de ogen van de auteur zelf tot het belangrijkste behoorde van wat hij geschreven had. Giphart raadde De ziekte van jij aan als bundel om met Zwagermans poëzie kennis te maken en las de laatste strofe van bovenstaand gedicht voor.

Laten we voor de verandering eens eerst naar de technische kanten van het gedicht kijken. Het gedicht heeft veertien regels, verdeeld over twee strofen van respectievelijk vijf en negen regels.
Veel regels hebben een regelmatig metrum, vaak een zesvoetige jambe zoals de eerste regel van de tweede strofe: ‘Wat meer dan liefde is en minder dan de dood’. Daarbij treden geregeld kleine variaties in het metrum op. Een aantal regels lijkt echter met opzet uit de toon te vallen. De openingsregel met de klemtoon op de eerste lettergreep, en de tweede regel met zijn stamelende begin. En juist als de regelmaat in de tweede strofe toeneemt, met het rijm vrouw/jou op de derde en vierde regel, wordt dit doorbroken door de regel: ‘In mij is die dood verdreven door de onmogelijkheid’. Alsof de dichter juist door het slecht lopende metrum de onmogelijkheid (van harmonie) wil benadrukken. En met het rijm mij/jij wordt weliswaar een slotakkoord gegeven, maar de laatste regel zelf loopt behoorlijk uit de (jambische) pas. De laatste helft van de slotzin is zelfs nadrukkelijk agrammaticaal: ‘de ziekte die heet jij’. Een variant op de titel van de bundel: De ziekte van jij, eveneens een merkwaardige constructie. Want het gaat hier zeker niet om jouw ziekte. De dichter zinspeelt erop, dat hij ‘ziek van jou’, of ‘ziek door jou’ is, maar hij laat in beide gevallen ‘jij’ onverbogen staan.
We zien dus, dat in dit ogenschijnlijk losjes geschreven gedicht juist de onregelmatigheden de inhoud onderstrepen. Tijd om naar de inhoud te kijken, door er een paar fragmenten uit te lichten.

Het woord ‘platitude’ valt volledig uit de toon in dit gedicht, dat verder enkel woorden uit de gewone spreektaal bevat. Het woord heeft bovendien een negatieve connotatie. Het Algemeen Nederlands Woordenboek spreekt van een ‘onoriginele en inhoudsloze uitlating’. Synoniemen zijn onder meer cliché en dooddoener (1). Des te verrassender is, dat de dichter schrijft: ‘Liefde is een platitude en daarom ook zo mooi.’ Logischer zou geweest zijn ‘en toch zo mooi’. Ik vermoed dat de dichter dit te voor de hand liggend vond. Met ‘daarom’ maakt hij een provocerend statement, waarvan hij vervolgens in de tweede zin de contrastwerking benut door ‘jij’ hier ver bovenuit te tillen. Ook klinkt door dat ‘platitude’, met zijn Franse klank, op zich een mooi (zangerig, elegant) woord is.
‘Jij was zo jij dat je werd mij’ is volstrekt agrammaticaal. Een echo van Gorter: ‘Zie je ik wou zo graag zijn / jou, maar het kan niet zijn’. We horen de vierde en vijfde regel als alexandrijnen rijmen (gaan/bestaan), maar het ‘geluk’ krijgt hierbij een bijzondere plaats, als zevende versvoet in de vierde regel. Het geluk dat de dichter in het samenzijn ervaren heeft, lijkt eruit te bestaan verlost te worden van zijn eigen beslommeringen, zichzelf minder belangrijk te vinden.
In de tweede strofe neemt het woord dood, dat er maar liefs vier keer in voorkomt, een prominente plaats in. In het licht van de tragische dood van Zwagerman is het verleidelijk hier een bijzondere betekenis aan toe te kennen. Naar mijn idee zou dat een anachronistische herinterpretatie zijn. De cyclus De ziekte van jij, die eindigt met het hier besproken gedicht,is immers het werk van een 25-jarige hemelbestormer, van een jonge en veelbelovende auteur aan het eind van de jaren tachtig (2). Zwagerman was nog niet zo bekend toen de bundel verscheen, Gimmick! zou pas een jaar later verschijnen. De ziekte van jij bruist van de levenslust, de flirt met de dood in de tweede strofe heeft een heel andere achtergrond. De formulering ‘de warme dood’ verwijst waarschijnlijk naar wat al vanaf de middeleeuwen ‘de kleine dood’ werd genoemd: de geslachtsdaad, of zelfs specifiek het orgasme. Vaak wordt in dit verband de madrigaal Il bianco e dolce cigno van de 16e-eeuwse componist Jacques Arcadelt aangehaald: ‘Dood en in ’t sterven / Ben ik vervuld van vreugde en verlangen; / Als ik in ’t sterven geen andere pijn voel, / Met plezier zal ik dan elke dag sterven duizendmaal.’ Net als de echte dood beschouwde men de seksuele gemeenschap als het overschrijden van een grens waarbij de mens werd losgerukt uit het dagelijkse leven. Met ‘de warme dood’ brengt de dichter een eigen accent aan in deze literaire verwijzing.
Dat de relatie ten einde is blijkt uit de verleden tijd (r2-5; r9), uit ‘de onmogelijkheid / opnieuw met jou te leven’. De verrassende ontknoping van het gedicht is, dat de dood geen schrikbeeld is, maar in de hoedanigheid van ‘het doodgaan door te leven met een vrouw’ zelfs als een na te streven ideaal wordt neergezet. En wanneer deze dood (van het ego) niet meer bereikbaar is, is ziek-zijn het hoogst haalbare geworden. Het is niet alleen de ontknoping van dit gedicht, maar ook het thema van de hele bundel, die niet voor niets De ziekte van jij gedoopt is.

De zin ‘schrijf ik om de ziekte naam te geven’ is feitelijk een verantwoording voor de hele bundel, waar het besproken gedicht een onvermijdelijk en magistraal slotakkoord van vormt. In 35 gedichten schetst Zwagerman in lyrische, plastische en hier en daar zelfs platvloerse taal de opkomst en ondergang van een liefde. Alle gedichten zijn titelloos, en worden evenals in de Verzen van Gorter met een asterisk aangeduid. Op het slotgedicht na beginnen alle gedichten met drie puntjes: ‘… zag jij misschien dat ik naar jou, / dat ik je zag en dat ik zag hoe jij / naar mij te kijken zoals ik naar jou’. De toon is afwisselend intellectueel en puberaal, een orgie van taal: ‘Besproken werden grote zussen slappe lach / de Wiener Kreis problemen met de huisbaas / waarna een Johnny Walker andermaal teneinde / Hölderlin vrijmetselaars en quantummechaniek.’ ‘Ik’ valt als een blok voor de geliefde, maar in het zesde gedicht lezen we al: ‘… zei jij plechtig dit zal niet lang duren.’ En ook al ‘vreeën wij ons naar eeneiigheid’ in alle standjes die een mens maar verzinnen kan, na dertig gedichten is het echt op: ‘… kom je nog terug bij mij, ik bedoel, kom je / nog terug?’ Het gemis dient zich aan: ‘… was jij soms zo dichtbij / dat je er niet meer was / en ik nog minder’. De ziekte van jij is het verslag van een grote, jeugdige liefde, waarin alles draait om het opgaan in symbiose. Het slotgedicht is het meest vormvast van de hele bundel, en vat de thematiek kernachtig samen. Net zoals een aria uit bijvoorbeeld de Matthäus-Passion pas binnen het hele werk zijn volledige betekenis krijgt, is ‘Liefde is een platitude’ onlosmakelijk met de andere gedichten uit De ziekte van jij verbonden.
_
_
Eric van Loo
_
____

  1. Halverwege de bundel lezen we een anticipatie op de eerste zin:
    _
    ___Zo blind de liefde dat zij nog slechts clichés verdraagt:
    ___als schaamrood een gedicht het diepste van mijn hart.
    _
  2. De ziekte van jij is integraal opgenomen in Tot hier en zelfs verder (Arbeiderspers, 2005), een uitgave met gedichten uit de eerste drie bundels van Zwagerman.

     Andere berichten