LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Joris Miedema – De dood en drie andere gedichten

18 okt, 2017

Een kraai vol kleur

door Laura Demelza Bosma

Joris Miedema draagt deze bundel op aan zijn vader, Gerrit Keimpe Miedema, die op 12 juni 2017 is overleden aan de gevolgen van de ziekte van Huntington.
Als ik nadenk over de titel: ‘De dood en drie andere gedichten’, is het die dood die het makkelijkste  te duiden is. Het overlijden van de vader is hier uiteraard het belangrijkste aanknopingspunt en de gedichten die hierover gaan zijn niet moeilijk om te ontleden. Het zijn rauwe, werkelijke gedichten die, hoewel ze van alle sentiment zijn ontdaan, tóch liefdevol overkomen en eveneens vanuit bijzondere invalshoeken met verrassende kwinkslagen komen. Van het gedeelte van de titel ‘en drie andere gedichten’, blijft de betekenis me onduidelijk. Ik heb lang mijn hoofd gebroken over welke drie andere thema’s (?) hier gesproken wordt (liefde, leven,….? lente, zomer, herfst en dat de dood dan de winter is?). Zelfs de gedachte dat de ‘drie’ zou kunnen staan voor drie overgebleven gezinsleden kwam in me op. De indeling van de bundel verschaft geen duidelijkheid, er zijn zes hoofdstukjes met tussentitels die tot de verbeelding spreken, maar die doen vooral een bonte mix qua thematiek vermoeden. Mijn conclusie wat betreft de titel is dat deze boven alles verwoordt hoe overheersend de aanwezigheid van de dood kan zijn als deze zo dichtbij komt. Alles is dan doordrongen met de afwezigheid van de geliefde persoon. De dood neemt zijn of haar plaats over, dat lege gezicht is van die aanwezige gast die niet was uitgenodigd. In het geval van een ernstige ziekte, zoals deze van Huntington, maakt de dood zich langzaamaan breed in iemand nog voor het overlijden.

Miedema weet de uiteenlopende gevoelens van een gezin in zo’n situatie op een hele aangrijpende manier te verwoorden. De dichter beheerst de kunst van het in- en uitzoomen en wisselt ook regelmatig van perspectief zodat een breed spectrum aan gevoelens, gedachten en associaties aan bod komt. Zo lees ik hier hoe de moeder haar man vast wil houden:

Moeder houdt je arm steviger vast
dan ze ooit deed
om hem te behoeden
voor verdwijnen

In een ander gedicht lees ik hoe de moeder juist poogt door te gaan met haar leven, terwijl haar ernstig zieke man ergens anders (maar toch nog) leeft. De vader wil dinsdags de grijze bak buitenzetten, de moeder heeft immers vast weer last van haar rug. De zoon zegt dat alles al gedaan is en dat de achterdeur op slot zit, waarop de man terug zakt in zijn stoel. Zo schetsen de gedichten in deze bundel regelmatig een beeldend scenario met dramatische en vervreemdende elementen.

Sommige van de gedichten gaan minder direct over de dood van de vader. Die lijken plaats te vinden op het niveau van de droom en de verbeelding. Zoals in een van mijn lievelingsgedichten uit deze bundel.

Onderkomen

in het weiland ligt in een opengereten veulen
er komt gegrinnik uit
een meisje legt paardenbloemen neer
om het te temperen

ze lacht
heeft kuiltjes in haar wangen
gaat zitten op het bot
dat het meest op een bankje lijkt
beseft dat het al een echt huisje
begint te worden

Het contrast tussen het gruwelijke van een opengereten veulen en het gegrinnik dat ik verbind met vrolijkheid grijpt me direct bij de lurven. Dit effect is zo sterk dat ik niet inzit over de vraagtekens die worden opgeroepen, zoals: waarom komt er gegrinnik uit het karkas? Dat het meisje paardenbloemen neer legt om ‘het te temperen’ getuigt van een ontroerende kinderlijke logica. Ze lacht omdat ze de kunst van het leven beheerst. Ze leeft rond en met de dood zonder al te zware associaties of verbindingen; vanuit een onontkoombare levenslust die aanspoort elk moment opnieuw te beginnen, kiest ze het bot dat het meest geschikt is als bankje, vindt ze een huisje, een thuis.

Een fascinerend detail is dat Miedema in meerdere gedichten in de derde persoon over mensen spreekt en hun (fictieve?) naam daar deel van laat zijn. Hier Bertha en Sara als twee voorbeelden:

welkom in de nog-niet-gevonden-straat
waar Sara woont
haar hart schenkt ze
aan wie hem hebben wil

in zaal twee ligt Bertha
ze is ervan overtuigd dat ze een vijver is 

Het introduceren van deze personages is meteen ook hun afscheid, want ze worden niet meer genoemd. Het effect is echter dat het perspectief van de schrijver breder aandoet dan wanneer hij enkel vanuit een lyrisch ik zou schrijven. Op deze manier is niet alleen de jeugd vertegenwoordigd, zoals bijvoorbeeld in het gedicht met het meisje dat in het karkas een huisje vindt, maar met Bertha (vermoedelijk) de herfst van het (dementerende?) leven en met Sara de kinderloze volwassen vrouw die op de liefde wacht. Mijn interesse meer werk van deze schrijver te lezen groeit. Ik denk dat zijn inlevingsvermogen hem ook bij het schrijven van proza en theaterteksten te pas kan komen.

De dichter zet met ogenschijnlijk plezier en kundigheid verschillende stijlfiguren in. Tegen het einde van de bundel zijn twee gedichten met als titels neologismen te vinden. ‘Narradief’ en ‘Hippoxazepam’. Van laatstgenoemde moest ik de tweede helft opzoeken. Hippo verwijst naar het nijlpaard dat in het gedicht naast het lyrisch ik eveneens een hoofdrol vervult. Oxazepam blijkt uit kort onderzoek op het internet een medicijn tegen onder andere slapeloosheid te zijn. Hier krijgt een zwaar thema door een absurdistische kwinkslag een extra humoristische laag. De fantasierijke doch droge manier waarop hier een medicijn in een nijlpaard verandert, is een typisch voorbeeld van de vervreemdende stijl van de wat abstractere gedichten in deze bundel.  In een tussentitel krijgt een grafsteen menselijke eigenschappen toegedicht: ‘Als er een grafsteen op de koffie komt’. Een andere titel, van een gedicht  ‘Vroeger was alles een kind’, draait dit stijlfiguur om. De kinderen die dieren toedekken, ziek maken, beter maken en in hun handen laten overlijden, vereenzelvigen zich met hun slachtoffers. Uiteindelijk overwint de behoefte de werkelijkheid van de dood richting te kunnen geven het van het medeleven.

In de volwassen werkelijkheid ervaart men vroeger of later dat de dood vooral met loslaten te maken heeft. De kale observaties van deze werkelijkheid resulteren hier in pure poëzie die in de taal toch nog wat van het moment dat voorbij gaat weet vast te houden.  Alles bij elkaar is De dood en drie andere gedichten een meer dan waardig eerbetoon en tegelijk een lofzang op het gelaagde leven. Op de voorkant staat in het paars een kleine zwarte kraai. Dit symbool voor de dood is in deze bundel een kraai vol kleur.

je bent nog mooier dan de bloemstukken
vol gerbera
je wenkbrauwen lijken voller
en trekken niet meer
je handen zijn blauwer dan de lucht
op deze zonovergoten dag

***
Joris Miedema (1978) publiceerde in 2011 zijn debuut Oogtheater.

     Andere berichten

Kira Wuck – Koeiendagen

Kira Wuck – Koeiendagen

Luchtige melancholie door Onno-Sven Tromp - - Als ik de titel lees van de nieuwste bundel van Kira Wuck, krijg ik meteen een goed humeur....