
Barometer
Het hemelbeeld
 staat in de spiegel
 van de barometer:
 kijk hoe de naald
 die in de luchtkolom prikt
 de wolk doorboort,
 zon doorlaat in het glas
 en cijfert, kleinschalig,
 wat heerst in de atmosfeer,
 wat neerslaat in windzingen
 buiten de hofmuren, binnen
 het kader van licht
 en donkere deuren.
 Instrument, reflectie
 van het heimwee
 naar verloren dagen van schoonheid,
 aanwezig in het gulden getal
 aanwijsbaar met de magneet
 aan de pijl, de staalblauwe
 indringende pijnpijl.
Sneeuwdag
Het sneeuwt! De radio speelt
 een vroegbarok Adagio.
 In de oven rijst het brood
 zoals een sneeuwbal opbolt
 die uit kinderhanden rolt.
 Zoet is de geur van het deeg,
 maar ijs smaakt als ijzer op de tong,
 zout als de zee, wit als bloem,
 het manna van de winter.
 Ik lig -voel sneeuwkristallen in de rug-
 met kille leden voor het venster.
 Het tafereel wordt ingezoemd:
 zwaarbeladen Breughelbomen,
 vinken als raven, bevroren op het doek.
 Ik zie hutten, wankele schaatsers
 op de glijbaan naast de steiger.
 Ik zie jaren uit hun kader springen
 en de zon, doorzichtig roze,
 duikt onder dikke dekens van sneeuw.
Seizoenendans
Ze tollen in een dolle molendans,
 in een zuchtend spiraal,
 ze zoeken in hoeken en spleten
 een onderkomen voor de wervelstorm
 en afweer tegen harketanden:
 de bladeren van november.
 Bladerend door die oude krengen
 vind ik nog een gloeiend exemplaar,
 rood omzoomd, met krakende nerven:
 zomer die taande, een afgerukte zonnestraal
 als schaamteblos op een kinderwang.

