LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Ingrid Jonker – Ik herhaal je

11 mei, 2018

De achttiende druk en toch een recensie. Waarom?

door Hans Puper


Het leven van Ingrid Jonker
(1933 – 1965) blijft velen tot de verbeelding spreken, misschien juist in
deze tijd. Het bevatte alle dramatische elementen voor een  succesvolle film  en mede dankzij Boulevard-achtige aanbevelingen (‘Meeslepende en ontroerende liefdesbrieven laten je proeven van de immense schoonheid en pijn van het bestaan’, stond er bijvoorbeeld in de kwaliteitskrant Trouw*) werd  Vlam in de sneeuw, haar onstuimige briefwisseling met André Brink, goed verkocht. Het verbaast daarom niet dat er een achttiende druk is verschenen van Ik herhaal je, bestaande uit een ruime, tweetalige selectie van haar gedichten en een biografie.
Omdat de fascinatie voor Jonkers leven onverminderd groot blijft, is het goed om nog eens aandacht te besteden aan haar werk. Ik doe dat voornamelijk aan de hand van een exemplarisch gedicht.

Haar oeuvre is niet groot: bij leven heeft ze de bundels Ontvluchting (1956) en Rook en oker (1963) gepubliceerd; Kantelson verscheen postuum in 1966. De selectie en vertaling van de gedichten is van Gerrit Komrij, de biografie die ook in deze bundel is opgenomen van Henk van Woerden.
De gedichten zijn sterk autobiografisch en dat zorgde voor de betrokkenen soms voor veel ongemak. Toch hoef je over haar leven niet veel te weten, want namen gebruikt ze nauwelijks en de gedichten hebben over het algemeen een wijder bereik dan het strikt persoonlijke. En, nog belangrijker, ondanks haar schijnbare nonchalance was ze een meester van de vorm: haar gedichten zijn klankrijk en ritmisch, ze schreef beeldend en haar woordkeus is aantrekkelijk. Dat beleef je pas echt als je de gedichten in het Afrikaans leest (de bundel is gelukkig tweetalig), want, met alle respect, in de vertaling van Komrij gaat veel verloren.
Om beide te demonstreren citeer ik het bekende gedicht ‘Bitterbessie dagbreek’ zowel in het origineel als in vertaling. Daarnaast laat ik aan de hand van dit gedicht de werking zien van een paar beelden die door haar hele werk spelen.

BITTERBESSIE DAGBREEK

Bitterbessie dagbreek
bitterbessie son
’n spieël het gebreek
tussen my en hom

Soek ek na die grootpad
om daarlangs te draf
oral draai die paadjies
van sy woorde af

Dennebos herinnering
dennebos vergeet
het ek ook verdwaal
trap ek in my leed

Papegaai-bont eggo
kierang kierang my
totdat ek bedroë
weer die koggel kry

Eggo is geen antwoord
antwoord hy alom
bitterbessie dagbreek
bitterbessie son

BITTERVRUCHT VAN DAGERAAD

Bittervrucht van dageraad
bittervrucht van zon
een spiegel is gebroken
tussen mij en hem

Wil ik langs de hoofdweg
rennend op een draf
telkens slaan er paadjes
van zijn woorden af

Dennenbos herinnering
dennenbos vergeet
waar ik ook verdwaal
trap ik in mijn leed

Papegaai-bonte echo
lacht me, lacht me uit
totdat ik bedrogen
op het spotwoord stuit

Echo is geen antwoord
antwoordt hij alom
bittervrucht van dageraad
bittervrucht van zon

Wat betreft de vertaling: neem de eerste strofe van het origineel. De herhaling van de medeklinkers ‘b’ en ‘s’ in combinatie met het ritme (‘Bitterbessie dagbreek / bitterbessie son) en het gekruiste rijm met de afwisseling van vol- en halfrijm, zorgen voor een speelsheid die tegengesteld is aan de inhoud, die daardoor des te schrijnender overkomt. Bij Komrij vind je daar niets meer  van terug. En in de tweede strofe: het tentatieve ‘Soek ek’ bij Jonker is veel sterker dan het wat verongelijkte ‘Wil ik’ bij Komrij. En ook het ‘oral’ (overal) past beter bij de verwarring waarin de ‘ik’ verkeert dan het ‘telkens’ bij Komrij. ‘Telkens’ is alleen maar irritant hinderlijk voor iemand die langs de hoofdweg wil draven.

Alles verkeert in zijn tegendeel in dit gedicht. Hier is ‘dagbreek’ geen belofte, zoals in gedichten als ‘Moenie slaap nie’ (‘Slaap niet’):

Moenie slaap nie, kyk!
Agter die gordyne begin die dag dans
met ’n pouveer in sy hoed                                                        pauwenveer

En in ‘Bitterbessie’ zijn de paden dwaalwegen, in andere gedichten uitwegen. Dennenbossen vormen herinneringen aan een gelukkige jeugd – voordat ze bij haar vader kwam te wonen, tenminste – , in ‘Bitterbessie’ is het : ‘dennebos vergeet’.
Een spiegel verbeeldt de verdubbeling ten gevolge van de liefde: ‘Mijn omhelzing heeft me verdubbeld (…) // in een kamer ver weg / achter de gemorste herfst / kijken je ogen verdwaasd / naar de spiegel van je lijf’ schreef ze in een gedicht dat ze opdroeg aan André Brink. Hoewel in dit gedicht ook geen sprake is van puur geluk, in ‘Bitterbessie’ is de spiegel gebroken.
Puur geluk vind je in het gedicht ‘Ik herhaal je’. Hier is niet zozeer sprake van verdubbeling, maar van een overvloeien in elkaar: ‘Ik herhaal je / zonder begin of einde / herhaal ik jouw lichaam/ (…) met mijn borsten / die de holtes van jouw handen imiteren’.  (In het Afrikaans luidt die laatste regel: ‘wat die holtes van jou hande namaak’. Ook hier is het origineel weer mooier; vertalen kan ondankbaar werk zijn).

Ook in haar geëngageerde gedichten, als ze zich tegen de Apartheid keert, is de liefde sterk aanwezig. Nelson Mandela maakte haar gedicht ‘Het kind dat is doodgeschoten door soldaten in Nyanga’ wereldberoemd door het (in het Engels) voor te lezen tijdens zijn inauguratie als president in 1994. (Het origineel en de Nederlandse en Engelse vertaling vindt u hier). De laatste regel van dit gedicht, ‘Zonder een pas’, verwijst naar de beruchte pasjeswetten. Bij de demonstraties daartegen schoot een soldaat het kind in zijn moeders armen een kogel door zijn hoofd – Jonker identificeerde zich met de moeder, het kind had haar dochter Simone kunnen zijn, maar, zoals ik al eerder zei, nodig voor het begrip van dit gedicht is deze wetenschap niet. Het heeft een veel wijder bereik.

Het tweede deel van Ik herhaal je, de biografie ‘De dag kent een smalle schaduw’, is onevenwichtig en schetsmatig: zo telt het deels in verhaalvorm gegoten gedeelte tot en met haar elfde jaar twintig bladzijden en de daaropvolgende twaalf jaar tot haar debuut in 1956 acht. Dat kun je Henk van Woerden niet aanrekenen. In zijn verantwoording uit 2000 schrijft hij dat de controverse waartoe Jonker tijdens haar leven aanleiding had gegeven nog steeds actueel was, het Jonker-archief angstvallig werd bewaakt door de erven, op de vier ongepubliceerde  proefschriften over haar een embargo rustte en dat het gedeelte van het archief dat in het bezit was van een neef alleen voor een grote som geld beschikbaar zou worden gesteld. In een noot vermeldt de uitgever dat er na het overlijden van Van Woerden in 2005 veel informatie is vrijgegeven. Een herziene versie van de biografie zou daarom welkom zijn geweest. Ook een volledige uitgave van haar gedichten is wenselijk, maar niettemin is het goed dat er een nieuwe druk van Ik herhaal je is uitgekomen.

***
*Geciteerd in de aanbeveling ‘Lees ook’ in Ik herhaal je.

     Andere berichten