Anke Labrie (Nieuwerkerk aan den IJssel, 1948) is zowel beeldend kunstenaar als dichter. Nadat ze aanvankelijk als beeldend kunstenaar meewerkte aan poëzieprojecten, treedt zij sinds 2000 ook met haar eigen gedichten naar buiten. In 2002 kwam haar debuut uit bij Galerie/Uitgeverij De Roos van Tudor gecombineerd met afbeeldingen van haar schilderijen. Haar gedichten staan in diverse verzamelbundels en ze draagt regelmatig voor op poëziepodia.
foto Ariane Mellink
herfst
het blad klemt zich nog aan de tak
al wat wankel weliswaar
hier en daar verschrompeld
de levenssappen bijna opgedroogd
straks danst het dartel door de straten
maakt uitgelaten pirouettes
speelt tikkertje met andere bladeren
viert feest zolang het kan
zij duwt haar rollator sneller voort
schuifelend op weg naar huis
door de nu nog gouden straten
windkracht acht voorspeld
straks kaarten met de meiden
koffie met een lekker taartje
en daarna vast nog een glaasje
morgen pas wordt An begraven
mijn revalidatierondje
met z’n vieren komen ze me tegemoet
eentje zijn jas zorgvuldig dichtgeknoopt
een beschaafde sjaal om zijn smalle hals
nu al de stappen van een oude man
op hooguit vijftien schat ik ze
twee van hen vallen nauwelijks op
die lopen zoals jongens lopen
die praten zoals jongens praten
die lachen zoals jongens lachen
maar dan die ene
in zijn gestreepte trui
stuiterend van de pret
zijn jas al lang verloren
zou die ooit zijn huiswerk maken
of alles overschrijven van die andere twee
nee
hij kiest vast die serieuze
ik proef de levenslust
als hij
die met die schipperstrui
me in ‘t voorbijgaan vrolijk groet
ik recht mijn rug
en loop vandaag
een extra blokje om
een eigen tuin
trots zit hij elke middag naast zijn tuin
voor de grauwe gevel van het rijtjeshuis
twintig tegels van de stoep heeft hij gelicht
de ruimte afgebakend met een kleurig hekje
vier molentjes op stokjes draaien in het rond
tussen de gele narcissen en de oranje tulpen
twee tuinkabouters heeft hij gisteren gekocht
ze konden net nog naast het vogelhuisje staan
binnenkort zal hij een kerstboom planten
geen gezeur meer over naalden op het kleed
zelf versierd, ervoor een rendier met een slee
en langs het hekje rijen knipperende lichtjes
van de hele stad wordt dit de allermooiste tuin
heeft hij zich deze middag heilig voorgenomen
rond zessen klinkt, zoals altijd, een schelle stem
hij klapt zijn stoeltje in en sloft naar binnen