Edith de Gilde (Den Haag, 1945) was docente Nederlands, begeleidde vrijwilligers voor Oxfam-Novib, had een yogastudio en werkte als schrijfcoach. Haar gedichten zijn te vinden in poëziekalenders en bloemlezingen en in de bundels ‘Zeilschip Zondag’, ‘Verloop / Verlauf’ en ‘Vleugels van cement’. Een aantal gedichten viel in de prijzen en een aantal is vertaald in het Duits, Engels, Frans en Turks.
foto Guy Basabose
Vijftig+
plotseling en onomkeerbaar weten
dat de zwaartekracht het winnen gaat
oogleden, borsten, ruggengraat
zijn al op weg gegaan
eindbestemming de omhelzing
van alomvattend donker
halteplaatsen onbekend
Omtrekkende beweging
Ich weiß dass ohne mich
Gott nicht ein Nu kann leben
Angelus Silesius, 1624 – 1677
Niemand had de goden verteld dat ze niet bestonden
Zolang de nectar vloeide, zaten ze nergens mee,
bleven de mensen bekijken. Niets was veranderd.
Of toch? Zeus kwam nog maar zelden van zijn troon,
ging niet achter Europa aan, verleidde Leda niet als zwaan.
Over alle spiegels hingen doeken. Er werd veel geslapen.
Intussen werkten de mensen aan hun onsterfelijkheid,
iedereen op zijn manier. Jezus, Mohammed, Wetenschap:
alom wegen naar verlichting. Hoe vreemd dan
dat de aarde uit haar baan raakte. Of leek dat zo?
Vroeg je het aan mensen, bezig met werk of kerk,
ze hadden het niet gemerkt. Onrust genoeg, maar
waar die vandaan kwam? Er was een tijd geweest
– wie oud was wist het nog –
dat er een samenhang bestond,
een soort gelijk dat niet van jou of jou
of jou was, maar jou plus mij
plus iets onnoembaars in zich borg.
Houd dat maar eens vast. Of je nou mens of god bent,
iets wat zich aan je greep onttrekt, terwijl je weet
dat het je nodig heeft, daar kan je gek van worden.
Misschien maar beter niet zo hard te jagen, de vragen
te omarmen, de woorden te vergeven, die dwaalgeesten
waar we niet buiten kunnen. Vraag het de dichters maar.
Druppel
het harde vaderbrood, de moederthee
die niet kon troosten, de geliefde
die jou wilde kneden naar zijn beeld
laat alles achter en neem alles mee
geen doorbraak zonder tranen
een kind baant zich een weg naar licht
en scheurt daarbij zijn moeder
voor alles wat je maakt moet iets kapot
jij niet. jij draagt de brokken mee
en lijmt ze, stuk voor stuk, tot iets
wat altijd al bestaan heeft
maar nog niet zo. jouw druppel in de zee