LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Fourie Botha – Krap uit die see

12 okt, 2018

Een pijnlijk schuren

door Yolandi de Beer

De eerste bundel van Fourie Botha, Donkerkamer, verscheen in 2011. Deze werd met lof ontvangen en haalde in 2013 de shortlist voor de Ingrid Jonker prijs. De bundel viel op vanwege de verrassende foto’s, met onder andere een foto van Owen Wilson, waarop de oplettende lezer een litteken aan Wilsons linker pols opmerkt. Een herinnering aan zijn mislukte zelfmoordpoging. De foto’s van jonge mannelijke billen, xenofoob geweld en van de Namibische Bosoorlog leidden thema’s in, die ook in zijn tweede bundel – ‘Krap uit die See’ – prominent naar voren komen: archetypische familiefiguren, een jeugd die soms droom soms waanzin is, homo-erotiek, het verlangen naar een ‘normaal’ leven, samenwonen met een geliefde en liefde en verlies. Alledaagse bewegingen worden door de auteur verbeeld als een macabere dans.

In Krap uit die See beperkt de fotografie zich helaas tot de ‘dans’ met de krab op de voorpagina.
De bundel opent met deze vervreemdende foto en een toepasselijke quote van Henry Miller: ‘The world dies over and over again, but the skeleton always gets up and walks ‘

Het titelgedicht ‘Reusespinnekopkrap’ roept herinneringen op aan de Nederlandse dichter Willem Kloos met zijn regel ‘Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten’.

De auteur maakt de lezer met krachtige beelden deelgenoot van zijn diepe wantrouwen jegens de wereld om hem heen, een wereld die hij ervaart als onveilig en bedreigend. Zijn woorden roepen een gevoel van ongemak op bij de lezer, een pijnlijk schuren.

Het thema van het skelet komt hier naar voren: zoals het aangroeisel op het uitwendige skelet van de krab, zet de auteur zijn eigen verleden en ervaringen om zich heen, als een beschermende en camouflerende laag.
Toenadering van buitenaf wordt geïnterpreteerd als intimidatie en als hijzelf contact wil maken met de buitenwereld, blijven zijn pogingen beperkt tot een onbeholpen zwaaiend klauwen in de lucht.
De auteur vergelijkt zijn innerlijk met dat van een krab: een koude nutteloze uitgekauwde kern, die beschermd en bijeengehouden wordt door een harde dop: als een dikke handschoen die bij voorbaat iedere subtiele vorm van interactie belemmert.

De auteur is geen God, en -zoals in het gedicht van Kloos- erkent hij zijn zwakte (voor Kloos de liefde voor een vrouw). Hij is een eenvoudig mens, lelijk en hard aan de buitenkant, nat zacht papier van binnen.

The truth is that we are born from stones

Hier in die akwarium beloer ek jou agter glas.
Kan jy my bespeur?
Jammerlik lelik: net ’n ma
sal dié gevreet kan liefkry.
Jy dra jou skelet op die mou,
knypers soos knuppels in die lug.
Skuins-skuins roer jy, hensop kastig,
lek jou kliplippe af.
Waarom krabbel almal so oor jou?
In jou pype is daar g’n murg –
jy is ’n bal gekoude papier,
maar ook ’n boodskap, ’n gedig –
my krapperige tweelingbroer.

—-

Hier in het aquarium beloer ik je van achter het glas.
Kun je mij zien?
Verschrikkelijk lelijk: alleen je moeder
zal van je kunnen houden.
Je laat je binnenste van buiten zien
scharen als knuppels in de lucht.
Schuin, schuin loop je, schiet op,
lik je stenen bek af
waarom maak iedereen zich zo druk over je?
Er zit geen merg in je pijpen –
je bent een bal van gekauwd papier,
maar ook een boodschap, een gedicht –
mijn gekke tweelingbroer.

Fouries poezie voelt nostalgisch en vertrouwd. Toen ik het gedicht ‘Vakansie foto van jou hande’ las, wenste ik voor het eerst dat er ook in deze bundel foto’s waren afgedrukt, speciaal degene die hij in het gedicht beschrijft. Om het beeld dat in de verbeelding wordt opgeroepen te vergelijken met het originele beeld. Wat doorzag de schrijver en wat zag hij over het hoofd? Deze vragen roepen in mij een medelijden op voor de auteur en een bewondering voor zijn ongepolijste oprechtheid en geloofwaardige uitdrukking van emotie.

Fouries innerlijke strijd gaat verder in ‘Aubade’. De beschrijving van de eentonigheid en voorspelbaarheid van zijn vertrouwde ochtendroutine komt overeen met de betekenis van de titel ‘Aubade’: zich herhalende melodie. De ontnuchterende realiteit schuilt in het contrast beschreven in de laatste strofe:

(…)

Die son is woordeloos teen my wang.
Opgeruimd. Geen papierwerk word verlang,
Die strand meteens rolle koel linne,
Stil sondageoggende met boeke.

Maar dan vloek ’n bliksem op sy sel,
Begin ’n naaier iewers boor, en kots
Die Antwoord (!) oor ’n box.
Ek haas my maar na die kantoor.

—-

De zon schijnt woordloos op mijn wang.
Opgeruimd. Geen papierwerk vereist,
Het strand is als een rol koel linnen,
Een stille zondagochtend met boeken.

Maar dan vloekt een bliksem op zijn mobiel,
Begint een lul een ergens te boren, en kots komt
Uit de radio. Die Antwoord (!) [een vreselijke band]
Ik haast me maar naar kantoor.

In de afdeling ‘Rakende’ gebruikt Fourie korte gedichten om pijnlijke, traumatische gebeurtenissen te verwerken. Voor mij is dit het hart van de bundel. In ‘Dood van ’n redakteur’, schrijft hij over de vermoorde Juliet Haw. In het gedicht geeft de auteur ongezouten commentaar op dwingende correctievoorstellen van de redactie, die erop gericht zijn de werkelijke gebeurtenissen te verheimelijken en letterlijk het kwaad aan het oog te onttrekken.
Op deze manier benadrukt hij de gruwelijkheid en gewelddadigheid van de moord alsmede de zakelijkheid waarmee men probeert deze gebeurtenis te laten opgaan in de alledaagsheid van ontelbare vergelijkbare gebeurtenissen.

In het gedicht ‘Born-Again’ worden thema’s aangeroerd die betrekking hebben op het gezinsleven en de samenleving: overdreven godsdienstigheid en het zware oordeel dat daarmee samengaat. De woorden van zijn broer die hij beschrijft als ijzeren knikkers, zijn exemplarisch voor de moeilijke relatie, diepe wrok en onenigheid tussen hen. In het laatste deel van de bundel, ‘Dryf’, verbaast Fourie door twee werken van andere artiesten met elkaar te vergelijken. Zijn gedicht is niet zozeer een beschrijving van de werken, als een ironisch benoemen van de overeenkomsten.
In zijn bundel gedichten, die samen de Kroniek van Kristien vormen, brengt de dichter D.J. Opperman Europese en Afrikaanse motieven samen. Kristien is een Scandinavische missionaris die, wanneer ze naar Afrika komt, verschillende metamorfosen ondergaat. Zo verandert zij onder andere in een wilde hond.
Dit beeld sluit naadloos aan bij het schilderij ‘Wild Dog’ van Judith Mason, waarin een wilde hondenteef is afgebeeld met hangende tepels en littekens. De leidende motieven van die twee werken, zoals de papaja, het met littekens bedekte lichaam van de hond en Kristiens zelfkastijding worden door Fourie nauwgezet en precies gecombineerd tot een nieuw gedicht.
Ook ‘Homing’ (33); ‘Die hart van die huis’ (34), en ‘Born-again’ (43) zijn exemplarisch voor de stilistische beheersing en poëtische vaardigheden van Fourie.

Deze bundel is een aanrader, maar niet voor de overgevoelige lezer. Voor lezers met zowel emotioneel als rationeel intellect. Hij laat je zeker niet onberoerd.

____

Fourie Botha (2017). Krap uit die see. Protea Boekhuis, 64 blz. R160 (€ 9,30). : ISBN 9781485307570 info@proteaboekhuis.co.za

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...