Frits Criens maakt light verse, poëzie, proza en is stadsdichter van de gemeente Leudal. Hij heeft diverse bundels en boeken geschreven. Het tweede gedicht dat we van hem plaatsen is een douzijn, een versvorm die hij eind jaren negentig ontwikkelde.
foto Jean Scheijen
Mysterie
-bij de foto van de auteur
Zie mij, Frits Criens, in pose; op verzoek
Vereeuwigd door de maker in een beeld
Voor dit portret heb ik een man gespeeld
Die zich laat lezen als een open boek
Ik koos aanraakbaarheid als invalshoek:
En face, een glimlach die mijn grijns verheelt
Een open oogopslag die kijkers streelt
Zwart-wit; zo zocht ik de gewenste look
De foto raakt niet eens aan wie ik ben
Geen camera heeft daartoe het vermogen
Geen beitel, schilderskwast of dichterspen
Mij willen kennen is een ijdel pogen
Ik weet niet eens of ik mezelf wel ken
Wellicht heb ik me uit mijn duim gezogen
uit Eeuwig rijzen, De Contrabas, 2011
Topografie
In mijn vak was het meisje een der besten
Maar zij was steeds opstandig in de klas
Als leidster van een stel verwaande nesten
Ze kwam uit Veulen en om haar te testen
Vroeg ik haar langs mijn neus weg waar dat was
Ze hapte en gaf blazend tegengas
Alsof ik haar met opzet wilde pesten
Bij Venray, beet ze, dat weet zelfs mijn jas
Akkoord, zei ik, maar speel eens voor kompas
Ten noorden, oosten, zuiden of ten westen
Ze gaf een antwoord dat je tenen kromt:
Het ligt eraan van welke kant je komt
uit Lichtvoetig, Stichting TaalPodium, 2017
(een Trijntje Fop, met dank aan Kees Stip)
Omtrent een paalworm
Een paalworm in een paal te Vucht
sloeg voor een gifspuit op de vlucht.
Maar bij het afscheid sprak hij triest:
‘Ik weet nog niet wie hier verliest.
De vraag luidt immers, vrij vertaald,
ben jij ontwormd of ik ontpaald?’