Over de rand
door Peter Vermaat
Over de rand
O dichter, dichter, dichter, de wereld is vol verleidingen. Woorden liggen te lekkerbekken
op schotels zonder verdere kraak of smaak of zinsverband, begeerlijk om daarvan
te eten. Daarnaast, een armlengte binnen handbereik, zijn schotels uitgestald met
fragmenten en citaten van belangrijke mannen met klinkende namen, de reuzen uit
de voortijd, de mannen van naam. En de begeerte om daarvan ook ruimhartig op
te scheppen, neemt de overhand. Flots, klets, zoals we dan horen. En dus schrijven.
Hij is geboren in de vroedvrouwenschool en ik in het oudemannenhuis. Tot zover
de overeenkomst van de verschillen. Ik vroeg me lezend af of er een letterteken bestaat
voor de zachte g en of dat het verschil zou maken bij het lezen vroeg ik me af of er.
Of er. Of er. Zoveel plekken om een leesteken te laten ontbreken en verdomd hij lapt
het weer binnen de kortste keren. Wie o wie heeft er een zaklamp, metaaldetector
geigerteller want we gaan met zijn allen eens hevig op zoek naar, naar, naar. Whatever.
En dan nog de jazz, de eeuwige onuitroeibare jazz, het gefrunnik aan de snaren het
gelik aan de blaasroeren, het gepingel gebongel gebochel op de dierenvellen het
rampetampen in zwart-wit en op de pedalen gas-gas-gas en dan vooral
gejengel van juist gelooide stemmen van de meiden, nou meiden ze staan er al een
tijdje minder fruitig bij en dat alles vanzelfsprekend op 33 toeren vinyl volgt u het
nog? Stiekem toch geciteerd van een ceedee en geen lezer die het doorheeft.
Over het wezenlijke. Over het onbestemde. Over het ophemelbare. Over het onzelfzuchtige.
Over het tekortschietende. Over het religieuze. Over het verhulde. Over het betrouwbare.
Over het evenwichtige. Over het persoonlijke. Over het misvattende. Over het geduldige.
Over het onbekommerde. Over het tijdelijke. Over het gewaagde.
Over de rand.
Godverwatgooitdiezotver. Flats.
____
voetnoot
Wie de bundel De zoete versie van Leo Hermens leest, moet even doorbijten. Op Avicenna volgt Breughel, volgt Vincent van Gogh, volgt John Donne. Dan volgt de eerste afdeling met onder de titels die alle beginnen met “Over …” geen uiteenzettingen van Nietzsche op Schopenhauer, maar als poëzie te interpreteren teksten.
Hermens windt er meteen geen doekjes om en geeft het verhemelte van je associatievermogen een oplawaai van goliathpythonbatmanride:
Over het onzelfzuchtige
That’s what I spend most of my time
doing, breathing a lot. I like air.
John Frusciante
dat een hommel naar de overkant van het kunstgrasveld helpt
en op antieke schilderijen hofdames uit klokrok doet rijzen
onder kloskant en goud hoger uit het rijglijf en hen bezielt
tot kleur op de wangen als ze bij de plooikraag opduiken.
Zo dwarrelt er nog eens wat. Of buigt af over de doellijn.
Of klinkt als kus me. Sissend uit ventielen leidt het tot
weersomstandigheden doei doei roepen en hemelsblauw
dat elders voor liplezers en zwart is.
Mensen zingen liedjes over een fraaie dag. Hoe dan ook
zingen ze. Het tilt de trilling van geschuifel op maybe the sun
will shine today en vijftien keer per minuut verlangen tot aan
het trommelvlies. Hoge wagens kunnen nu onder lage bruggen door.
[p. 11]
Behoudens af en toe een verstopt rijmwoord is aan het bovenstaande geen touw vast te knopen en daarmee zal het ontegenzeggelijk het stempel “hedendaags” opgedrukt krijgen door deze en gene in het uitgeverswezen en binnen de redacties van literaire tijdschriften. Maar het gaat nergens over en het gaat nergens heen. Het gaat over niemand en over niets, er komt geen dichter aan te pas. Zet de coupletten in een andere volgorde en je merkt het verschil niet op.
Het ogenschijnlijk verbandloze taalgebruik als zodanig hoeft niet problematisch te zijn. Sinds James Joyce de stream of consciousness in zijn Finnegans Wake tot het uiterste heeft doorgevoerd, is deze tapkast goed voorzien en mag iedere dichter hiervan een ferme slok nemen als dat hem belieft. Hermens maakt echter de indruk dat hij een paar slokken Joyce teveel op heeft en laveloos met woorden aan het schmieren is geslagen. Het ziet eruit als de aaneenrijging van willekeurige kraaltjes, die eerst bijeen geassocieerd zijn (blauw bij lichtblauw bij zeeblauw bij blauwgroen) en vervolgens groepje bij groepje aan dezelfde draad zijn verzameld.
Hoe dat in zijn werk gaat, laten we als volgt zien:
Vrienden. Ik druk ze tegen me aan. Verspild en benut vanaf toen
we met takken schoten en aandoenlijk doodvielen. Fier en voortvarend
zijn ze. Kluchtig en gekweld. Wereldwijs en huiselijk. Ze vragen
om ruggensteun want zekerheid van opstaan is voorbij. Ze vragen
het niet. Ik groet de onschatbaren. Hun aftocht vraagt het.
Gezichten in auto’s bewijzen dat meer mensen liever
langer liggen dan met grootlicht drammen. Zaterdag vroeg
is een grasmaaier met vier gebogen messen
van gehard staal net een ekster. Hogedrukspuit en zaag
klinken als doe-het-zelvers in de bloesem van de lindeboom.
Zeggen dat weggelaten verhalen opluchten. Doe mij dingen. Niet
die het andere met hun ene verbeelden zoals dorre takken ondergang
sneeuwklokjes hoop. Heisaloze dingen. Rots. Water. Boomschors
dat een beetje van beide is. Jij zegt zou je willen. Luister beter.
Alles is sprekend. Ik blaas uit in een onbevattelijke taal.
Of:
De keizer heeft geen kroon. De koning geen dag. De kampioen
geen vertoon. Volgelingen zijn om te huilen. Maar met profeten
kun je lachen. Niemand is meeste mensen. Schrijver of schepper
dat laat bergen onbewogen en de mus die tegen een ruit gevlogen
neervalt stuiptrekt voor lijk ligt en weer opwiekt.
Ik zal je één ding zeggen abba abba. Neem me niet kwalijk
abba baab. Harte welkom woorden bespoedigen beterschap.
Over de doden kan ik nog spreken. Over het verstommen.
Over het ontbreken. Leverfunctie relevanter dan
levensbeschouwing ruil ik vijf romans voor een fles wijn.
Zoenen versterkt. Zoenen voor grond. Zoenen voor zweven. Kroelen
verlengt het leven. Bacteriën zijn welgezind. Gunstig penseelschimmel.
Gunstig de statistiek van blikseminslagen. Het slagingspercentage
van vervloekingen. Onze vullingen kunnen tachtig kilo drukken.
Ieder zijn achtergrond is Afrika. De hardnekkigste zaadcel.
Deze gedichten zijn te vinden in de reeksen “Bemoedigingen zijn niet aan te slepen” (pp. 28-33) en “Bemoedigingen zijn op voorraad” (pp. 44-51).
Of toch niet? Nou, niet helemaal en toch wel ja. Wie er trek in heeft mag ze reconstrueren, maar het maakt niet uit. Beide reeksen bestaan namelijk uit een drietal kwintetten per pagina, die zonder enig onderling verband zijn en die dus zonder enige moeite opnieuw te rangschikken zijn in andere reeksen van drie kwintetten, zoals ik hierboven heb gedaan. Ik durf de weddenschap aan dat je met een computerprogramma, dat uit de 42 kwintetten op de genoemde pagina’s er willekeurig steeds drie bij elkaar zou plaatsen, je geen verschil zou merken met de rangschikking die je nu in de bundel vindt.
Knap werk? Het procedé is aardig, het resultaat kan je doen glimlachen. Maar met poëzie heeft het niets te maken: je krijgt hiermee een soort komische windenlater, een aardigheid voor op de kermis, waarmee je misschien een keer een Boekenbal kunt openen (of liever: tijdens de pauze, wanneer er al flink gezopen is). Met de FEBO des te meer. Hier is een bijna-industriële lopende band in bedrijf, die klontjes taal afscheidt en ze – op bestelling – 3 keer 5 of 5-4-3 of (ook geen probleem) 7×3 in een bakje doet en de printer snort en doet zijn werk. Vervolgens is er natuurlijk een redacteur erg in zij ni-na-nopjes en vouwt een uitgever er een kanariegeel kaftje om met “gedichten” erop. Iedereen blij. Toch?
Denk maar niet dat deze lezer zich zo laat besodemieteren.
____
Leo Hermens (2018). De zoete versie. Uitgeverij Atlas Contact, 62 blz. € 21,99. ISBN 978 90 254 5286 5