Frank Van Den Houte (Brussel, 1960) is prozaïst en sinds kort ook dichter. Hij is gegradueerde in de godsdienstwetenschappen en werkt in het onderwijs.
“Mijn poëzie gaat niet over mijn gevoelens, maar over wat ik observeer in de mij omringende wereld. Als in een gedicht het woord ik voorkomt, gaat het niet over mij, maar over mijn observatie van een ander.”
Latijns-Amerika, bevrijding uit onrecht, symboliek, cultuur, verwondering, ecologie, ornithologie, religie, barmhartigheid en zingeving zijn thema’s die zich in zijn werk afwisselen of vermengen.
foto P. Lievens
Men zegt dat ze een warhoofd is
men zegt dat ze een warhoofd is
dat elke dag wat meer vergeet
dat leeggehaalde hoofd van haar
verliest van elke zoon de naam
soms onbewogen mijmerend
zit ze afzijdig aan de dis
en levert als ze honger krijgt
een strijd met een ovale man
ze slaat hem zacht de schedel in
ze geeft hem de genadeslag
ze lacht terwijl ze hem scalpeert
met om haar mondhoeken een grijns
dan dopt ze frietjes van vers brood
in haar halfzacht gekookte ei
De man van Man
de katten die het eiland
aan de uiteinden bewaakten
hadden hem meewarig nagestaard
toen hij de Ierse Zee verliet
voor een meisje van de wal
dat zijn taal niet sprak
ze wisten hem voldoende steen geworden
en legden zich te slapen
in hun stompe staarten
zo wijs waren ze wel
te weten dat hij ooit terug zou keren
een eilander komt immers
van listige kliffen noch rotskusten los
daar aan de overkant had zij hem
onbegrijpend aangekeken
en zich de moeite niet getroost
hem steen voor steen te vertalen
zodat zijn woorden verbleekten
in haar verdwijnende ogen
tot de tanden gewapend
was zijn glimlach
toen hij de oversteek maakte
en de kliffen terugvond
maar niet het intussen
door de katten
ommuurde strand
Beul
jaren rotte ik weg in kerkers met boeien en ratten en stiltes en
de geur van urine
ik werd gefolterd met licht en donker, elektrische schokken in
isoleercellen
en op een dag vertelde een geslepen mes me dat ik nooit meer
kinderen zou krijgen
en nu ik vrijkom, nu ook mijn land in vrijheid baadt, er euforie
heerst op de pleinen
zie ik hoe mijn beul mij kruist, gevangen gaat de bloedhond zelf
in de nor
zie de angst in zijn ogen, zie die speuren naar ontsnappingswegen
in stille kieren
in zijn cel zal ik hem als eerste bezoeken en hem een doos dunne woorden schenken
zwijgzaam laat ik hem kijken in de wraak die ik verkies te nemen:
kinderen, de zijne
die voor het eerst vaccinaties krijgen, het lezen en schrijven leren
elkaar aaien over de bol