LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

“Ik wilde zó graag schrijven”

24 jan, 2019

Eelkje Christine Bosch (1983) is bekend van de Rotterdamse boekhandel Bosch&DeJong, die zij met haar partner Folco de Jong runt. Minder mensen weten dat zij achter de schermen een opkomend dichterstalent is. De Rotterdamse website Vers Beton heeft haar gespot in de Poetsclub, de maandelijkse dichtersbijeenkomst in de Rotterdamse kroeg De Schouw. Hier trad ze op onder haar pseudoniem Eelkje Christine Bosch.
Mirthe Smeets interviewde deze boekenliefhebber met verborgen talenten.

 

foto Katarina Jazbec

 

Ruim een jaar geleden startte je met deelname aan schrijverscursussen en uiteindelijk de deeltijdopleiding aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Wat maakte dat je je hiervoor aanmeldde, nadat je jarenlang het schrijven op een laag pitje had gezet?
Ik wilde zó graag schrijven. Maar wanneer ik dan iets schreef, zag ik dat het niet zo goed was als mijn voorbeelden. Blijkbaar vond ik dat heel verrassend, haha. Maar goed, dat vond ik toen heel erg. Uit angst dat ik dat niveau nooit zou halen, stopte ik nog voor ik echt begon. Maar zoiets blijft broeien, en ik zag in dat je overal op moet oefenen, en dat het zonde zou zijn om deze drang te blijven tegenhouden.

Wist je meteen dat je je wilde specialiseren in poëzie?
Juist niet. Ik was heel gedreven, wilde zo goed mogelijk leren schrijven, korte verhalen en essays dan vooral. Het eerste vak was poëzie, dus ik dacht: ‘Mooi! Ik ben toch geen dichter dus hier kan ik helemaal vrij zijn. Lekker een beetje spelen met taal en me niet zo druk maken om het eindresultaat.’ Maar met Thomas Möhlmann als enthousiaste docent voelde ik me per ongeluk helemaal thuis in dit gekke genre. Oeps.

Wanneer ontdekte je dat je ook daadwerkelijk talent had voor het schrijven van gedichten?
Toen Thomas onverwacht enthousiast reageerde op mijn gedichten, en ik zelf ook wel begon te voelen dat er iets bijzonders gebeurde. Als dichter kijk je naar de wereld zonder die te begrijpen, je maakt er liever je eigen verhaal van. Dat had ik al veel eerder moeten doen, dit is echt een overlevingsmechanisme!

Kun je dat toelichten?
Op dit moment herstel ik nog van een burn-out en depressie, en het is heel fijn om deze manier van uiten te hebben, en een beetje structuur daarbij, zonder al te veel druk.’

Hoe zorg je ervoor die druk niet al te veel te voelen?
Ik probeer mezelf de tijd te gunnen om mijn eigen stem en stijl te ontwikkelen, en daar niet te ongeduldig in te zijn. Tegelijkertijd voel ik ook een enorme drang tot meer en meer schrijven en dat ook met andere mensen delen. Dat is toch een bizarre drang, voor iemand die bang is niet goed genoeg te zijn.
Ik denk dat ik heel erg toewerk naar een debuutbundel, dat is echt een droom, maar ik ben er pas klaar voor wanneer ik op mijn eigen oordeel durf te vertrouwen.
Intussen zoek ik feedback van anderen; Thomas leest nog mee, en ik schuif vaak aan bij de poëziegroep van Peter Swanborn waarin we van alle deelnemers één gedicht minutieus bespreken, en ik ga elke maand bij Poetry Academy naar de Jaarcursus om nieuwe dingen te leren van verschillende docenten, en lekker bezig te blijven.

Wat knap dat jij dan, ondanks angsten en een herstelperiode, optreedt bij de Poetsclub, waar iedereen mag voordragen, mits je nieuwe gedichten ten gehore brengt.
Ik vond dat je net zo relaxed en enthousiast voordroeg als dichters als Myrte Leffring en Miguel Santos/Renato Proper. Hoe kun je dat verklaren?
Wat fijn om te horen. Ik was wel zenuwachtig, hoor! Ik ben op zo’n moment heel bang dat mijn tekst niet goed zal doordringen tot het publiek. Vooral omdat ze mijn teksten natuurlijk helemaal niet kennen. Toch kijk ik steeds heel erg uit naar zo’n avond, zeker in de knusse Poetsclub.
Ik snap niet precies waarom, maar optreden heb ik altijd heerlijk gevonden, ook toen ik in een bandje zong, ooit. Er zit zo’n magie in dat contact tussen het publiek en jou, als je iets te vertellen hebt. Heel bijzonder. En gaaf ook dat het allemaal kan op zo’n plek. Door de regel van nieuw werk blijft het ook interessant voor iedereen.
Ik ga daar nog wel vaker staan, het is een heel fijne plek. Ik kan nog veel beter worden als performer denk ik, dat vind ik ook een mooi onderdeel van dichter zijn. Dus als ik dichters zie optreden luister ik niet alleen naar hun tekst, maar kijk ook hoe ze die brengen. Heel inspirerend. Radna Fabias, Moya de Feyter en Vicky Franken vond ik bijvoorbeeld echt fantastisch op het podium tijdens de Nacht van de Poëzie.

 

Jouw gedicht Vrije vlucht spreekt mij aan door de duidelijke beelden en de natuurlijk aangebrachte beweging in het gedicht. Ik beweeg mee op het deinende, klotsende water dat je hoort in het ritme van het gedicht. Ik voel de onrust van de hoofdpersoon.
Een sensatie die ik ook voel bij Peter Verhelsts gedichten over alledaagse taferelen waarbij je de beelden meteen gelooft en meevoelt. Ben je zelf ook tevreden over dit gedicht en wat vind je er zelf goed aan?
Het is een van de eerste gedichten die ik schreef, dat gevoel roept het ook weer bij me op. Het is in die zin een kindertekening, maar wel een waar ik op dat moment trots op was en nu ook nog de waarde van kan zien. Ik zou er niks aan veranderen nu, het is af. Het is me denk ik wel goed gelukt om het water en de stad en de melancholische beweging die ik daarbij voel vast te leggen.

Vrije vlucht

hij stapelt zich op het containerschip stapelt weer af in de haven
ziet onder zijn voeten de stoep naar het oosten draaien zoekt
naar vroeger en toekomst ziet lakens wapperen ziet wind
in de zeilen gebouwen varen weg als hij zijn hoofd kantelt

hij prevelt tegen de hond die nooit van hem is dat de vogels
vertrekken dat de stad zelf ook verdwijnt, verandert, het is laat
de tram rammelt voorbij trekt een lijn die nog hetzelfde is
door de stad die eromheen beweegt, verandert, verdwijnt

als in augustus de containers de stad verlaten zal hij ook gaan
met alleen zijn naam deze metalen seizoenen gaan in zijn knieën
zitten in zijn rug in zijn kop was hij maar piloot geworden

nu scheert hij te dicht over het water het is geen vliegen meer
het is geen dromen meer er is geen huis meer alleen huisgenoten
die hem niet omarmen maar de zee de zee het water is zo zacht

Hoe ontstond dit gedicht?
Dit begon als huiswerkopdracht voor Thomas Möhlmann op de schrijversvakschool. We moesten iemand op straat interviewen, ik koos een man die ik vaker zag lopen op de Middellandstraat. Eng maar inspirerend.
Ik heb hem vervolgens een heel fictief drama toegedicht, het was bevrijdend om een personage te creëren. De laatste twee strofen waren bijna direct zoals ze nu zijn, alleen het ritme dat daarin zit heb ik vervolgens nog meer toegelaten in de rest van het gedicht.
In de eerste versie zwabberde het nog een beetje, alsof ik me nog niet helemaal durfde over te geven aan de zangerigheid van dit ritme. Het was nog wat vertellerig, ik heb uitleg geschrapt en meer overgelaten aan de klanken.

Was dat moeilijk, om delen tekst weg te laten?
Ha, ja, kill your darlings hè, dat blijft lastig maar uiteindelijk gaat het om het gedicht, hoe dat werkt als geheel. En ik vertrouw er steeds meer op dat de dode darlings ergens anders nog een plekje zullen vinden, of gewoon blijven rondspoken als gezellige zombies.

Mijn stad groeit is een ander persoonlijke favoriet. Weer valt me de natuurlijke manier van formuleren en beweging oproepen op. Is het een registratie van een moment in de werkelijkheid of is het beeld in je hoofd ontstaan?
Dit gedicht ontstond binnen, aan mijn bureau achter het raam. Een oude ansichtkaart met bruggen en water riep ineens dit beeld bij me op, als een toekomstvisie, een beweging die in gang gezet werd door de beweging van de rivier door de stad heen.

 

mijn stad groeit, mijn stad verdwijnt

*

Roep de vissen op, de wateren,
het opgespaarde plastic en een zeegod
nemen ons mee op hun golvende ruggen
klappen staarten tegen kades wrikken
bruggen die nooit opengaan voor nu volledig los.

De stad vaart uit. Riolering waaiert als tentakels
achter onze optocht aan naar zee.

*

Steek de stad aan. Achter ramen begint
iets dat zijn warmte afgeeft. Hout verbergt zich
in belofte van diamant. Alles zal glinsteren
zonder een oog om de schittering te vangen. Er is
niemand om karaat te meten. Het herbegint
we kruipen door op poten die er net niet waren.

*

Het is al laat, de stad stijgt op met warme lucht
die hees uit onze monden komt, steeds hoger.
Uiteindelijk is het licht zo ijl, de stad zo dun
verspreid dat je er dwars doorheen kunt kijken.
Dit is het moment om de stad te verlaten.

Wat heb jij met beweging? Daar word ik nieuwsgierig naar, als ik jouw werk zo lees.
Nu je het zegt ligt dit heel erg aan de basis van mijn gedichten ja. Ik weet nog dat ik in een van de eerste gedichten echt met mijn lichaam meebewoog in de hoop de precieze woorden te vinden. Daar blijf ik stug naar zoeken, of beweeglijk dan eigenlijk. Ik houd inderdaad van beweging in de kunst. Ik houd van literatuur met ritme en in de schilderkunst ben ik gek op Francis Bacon, of op het vrijere werk van Kandinsky.
Voor mij ligt in die beweging een belangrijke kern. Dat raakte me ook in de tekeningen van Jasper van Aarle, die ik bij Art Rotterdam ontdekte. Aan de andere kant vind ik de etsen van de Rotterdamse Hillegon Brunt ook enorm inspirerend, terwijl die heel verstild zijn, meer met structuur doen dan met beweging. Daarin herken ik juist de schoonheid van eenzaamheid, vergankelijkheid, zoeken naar een plek in de wereld.
En leuk: ik heb met Hillegon Brunt en Art Collart een kleine uitgave  gemaakt, daarin vind je werk van Hillegon en twee gedichten van mij die geïnspireerd zijn op haar werk. Erg leuk om mee bezig te zijn! De presentatie is in mijn boekwinkel!

 

D richting De Akkers

deze wereld vouwt zich om hem heen
gebogen plastic vertraagde spiegels
wij houden gesprekken in holle hand
hij kijkt ons niet aan indringend niet aan

alles stinkt hier naar vermijden
blikveld randen adem vinden

een vlek in de vorm van een tennisracket, plakkerig
een plasje waarvan de randen met beweging dansen
kauwgom, iemand is erin gaan staan, een keer, een paar keer, duizend keer
de papiertjes die onleesbaar zijn geworden voor iedereen
een opgedroogde vlek in de vorm van een vlek
de haren, in al onze lengtes en kleuren
de snotjes, pluisjes, huidschilfers, die we niet meer nodig hadden
de afwachting van sneakerzolen, scherpe hakken

iemand hier moet die jongen zien
iemand hier erken hem alsjeblieft
zijn aanwezigheid zijn belang

 

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...