LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Elvis Peeters – Antithesen

29 mrt, 2019

Een diepe impressie is blijkbaar moeilijk

door Peter J.R. Vermaat

Ingeklemd tussen citaten van Cioran (Emil Cioran, 1911-1995, Roemeens-Frans filosoof) en Tommaso Campanella (eigenlijk Giovanni Domenico, 1568-1639, Italiaans dichter, theoloog en filosoof) presenteert Elvis Peeters zijn poëzie in de bundel Antithesen. De gelijknamige cyclus, waarmee de bundel opent, is, blijkens de aantekeningen achterin, indertijd geweigerd door het tijdschrift Yang/nY. Erg verwonderlijk is dat overigens niet: de delen 1, 4 en 8 lijden duidelijk onder rijmdwang en de overige delen bevatten nauwelijks sterke taal die de zwakte van de eerder genoemde delen kan compenseren.

Het vervolg is evenmin erg indrukwekkend. Pagina na pagina is gevuld met een naar binnen gericht parlando, dat registreert, maar nergens treffend, bespreekt, maar nergens pakkend, beschrijft, maar nergens muzikaal in taal.

HET GLAZEN PAVILJOEN

Ik kan rijpen door te tekenen: een glazen paviljoen
Een manier van bouwen die geen binding met het landschap
Om het te niet te doen aanvaardt

Het glazen paviljoen weerspiegelt het bestaande
In die weerspiegeling de taal
Ontstaat er ook een breuk – niet helemaal perfect

In zijn omgeving en in zijn manier van kijken
Met zoveel traditie, voorbeelden en regels
Die weer af te leren en weer uit te bouwen

Dat vraagt tijd
Tot mensen beginnen te begrijpen

Waarmee ik bezig ben
De menselijke maat de aandacht van voorbijgangers
Kijken: met zijn grote ramen

Mensen passen er perfect in de taal
Een vrijere blik op de wereld – in een keurslijf
De dingen gevangen in de vraag

Een diepe impressie is blijkbaar moeilijk aan te vatten
Maar net omdat er zoveel redenen waren
Zocht en vond het historische de architect

Dat glazen paviljoen komt op een groots ontmoetingsplein

Zie het als een blanco schildersdoek – een rechthoekig plan
Dat we als een laken over de aarde zullen leggen

(p. 33)

Bij het lezen van dergelijke teksten vraag ik mij steeds opnieuw af wat iemand die het vooral lijkt te willen vinden in denkerigheid toch ertoe brengt om zijn teksten als ‘gedichten’ te willen slijten. Poëzie vaart immers wel bij muzikale kwaliteiten, klank en ritme, bij dubbele bodems in betekenis, spel van denotatie en connotatie? In enkele gevallen (Arends, Schippers, Deelder) kan het geheel ontbreken van muzikaliteit rond een ‘geraamte van mededeling’ weliswaar door die schraalheid juist zeggingskracht krijgen, maar om in die toestand te geraken, moet er in bovenstaande tekst nog heel wat weggebeiteld worden.

Er kan nog iets anders aan de hand zijn. Evenals de serialisten met hun op wiskundige formules gegronde tonen – als reactie op de programmatische werken uit de late Romantiek – in feite bezig waren met ‘anti-muziek’, zouden dichters zich kunnen werpen op ‘anti-dichtkunst’ en daarmee moedwillig afzien van het gebruik van enig muzikaal taalaspect.
Of dat in deze bundel aan de orde is, betwijfel ik echter. Er is op diverse plekken sprake van beeldspraak en op p. 35 staat zelfs een heuse Lucebert-pastiche. Wellicht bevindt zich de sleutel in dit gedicht:

HET CONCEPT GEDEMATERIALISEERD

Je ziet dat niet, maar
die idee wilde hij vangen
om ernaar te kijken
door de ogen van een blinde

Zijn bijdrage bestond uit losse schroeven

Dat is niet iets wat iedereen onmiddellijk
hoeft te begrijpen, maar het heeft wel
de regels van het spel volledig veranderd

(p. 68)

Hierbij geeft ‘losse schroeven’ mij de associatie met ‘op losse schroeven zetten’, wat kan aanduiden dat de dichter de werkelijkheid of de taal (‘kijken door de ogen van een blinde’) in zijn geheel ter discussie wil stellen. De volgende stap zou dan moeten zijn het navolgen van de dichter in de ont-taalde wereld, alsof er nooit een taal in je leven gehoord of gesproken is.
Zowel op filosofisch als op kentheoretisch vlak is dit problematisch. Zoals ook de compiler van een programmeertaal in die programmeertaal geschreven hoort te zijn, zijn al onze gedachten over taal (tot aan het ontkennen ervan toe) gevat in diezelfde taal.
De enige mogelijkheid om taal te beschouwen en te ervaren zonder betekenis is het ontmoeten van een volkomen vreemde taal, dus voor een Nederlander bijvoorbeeld een Aziatische taal of het Baskisch. Wanneer alle betekeniscomponenten afwezig zijn, blijven uitsluitend de muzikale kwaliteiten van die taal over. Componisten hebben hiervan gebruikgemaakt en dichters als Gorter en Hanlo hebben de grenzen ervan verkend en zo mogelijk opgerekt. Bij Peeters kom ik geen taalmuziek tegen.

Op de achterzijde van de bundel lees ik het volgende: “Hoe zegbaar moet poëzie zijn om uit te drukken wat haast niet te vatten is? In deze bundel wordt de poëzie uitgedaagd ‘de onderliggende werkelijkheid van het talige dat de mens eigen is’ bloot te leggen. Als de mededeling de these is, moet dit wel de antithese zijn.”
Strikt logisch gesproken valt hierop wel het een en ander af te dingen, maar mocht het bovenstaande de ambitie van Peeters bij het samenstellen van deze bundel afdoende weergeven, dan zal inmiddels duidelijk zijn dat die missie mijns inziens niet gelukt is. De vraag blijft of een dergelijke ambitie überhaupt enige kans van slagen heeft. Je kunt de zwaartekracht op aarde plaatselijk en tijdelijk opheffen, maar te ontkennen valt hij niet. Dat wordt pas problematisch wanneer je niet wilt toegeven dat hij, hoe beperkend soms ook ervaren, een essentieel onderdeel van ons zijn uitmaakt. Evenals het dichterlijk tekort een conditio sine qua non voor poëzie zal zijn.

Voor wie de hierboven geciteerde tekst op de achterzijde van de bundel heeft gelezen, zal de inhoud van de bundel wellicht teleurstellend zijn. Ik vond er af en toe een vers om iets langer bij stil te staan, maar trof meestal met witregels vermengd proza aan.
Vermoedelijk is onderstaand gedicht kenmerkend voor wat er in deze bundel vooral niet gebeurt, zodat deze lezer hem in de toekomst waarschijnlijk niet meer zal openslaan.

HET SPEKTAKEL TOONT HOE ALLE KUNST
SPEKTAKEL GEWORDEN IS

Het aanschijn van een wandeling,
eerder dan van een bezoek,
een schemerige lichtstreep,
verbinding tussen twee oevers,
slijpstenen voor het denken,
zijn misschien nog het beste
om dit vuurwerk te beschouwen.
Zonder werkelijk in vlammen te staan
gebeurt er niets.

(p. 27)

____

Elvis Peeters (2018). Antithesen. PoëzieCentrum, 72 blz. € 22,00. ISBN: 9789056550875

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...