LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

“In alles in de wereld is iets aanwezig dat vernietigt”

28 mrt, 2019

Moya De Feyter schrijft theaterteksten, proza en poëzie. In 2015 won ze Frappant, in 2017 de Poëziewedstrijd van de Universiteit Antwerpen en in 2012 én 2017 haalde ze de finale van Write Now. Haar alter ego Ambrosia is een van de literaire lichtekooien in het Poëziebordeel. Teksten werden gepubliceerd in Kluger Hans, Op Ruwe Planken en Deus ex Machina. In 2018 verscheen haar debuutbundel Tot iemand eindelijk bij Uitgeverij Vrijdag.
Sacha Landkroon sprak met Moya De Feyter.

 

foto Lilith Costela

 

Alle mensen die in ons wonen, willen werkelijk worden’ staat op de achterflap van jouw debuutbundel Tot iemand eindelijk. Dat klinkt mooi, hoeveel mensen wonen er in jou? Wat zijn dat voor types?
Alle mensen bestaan uit vele mensen, daar ben ik niet bijzonder in, maar het klopt dat schrijven een maatschappelijk aanvaarde manier is om vele levens naast elkaar te leiden, in allerlei soorten lichamen en allerlei soorten werkelijkheden. Alleen in mijn boeken kan ik zonder kind moeder zijn, of man wanneer ik daar zin in heb, of monster, walvis, zelfs dode materie. Dat vind ik een groot genot.

 

Vosje

niemand zal het vosje redden dat in het midden
van de snelweg naar zijn prooi zocht
er per ongeluk zelf een werd

heeft het zin het platgereden vlees bijeen te schrapen
de botjes in elkaar te passen

de enige waarheid is de hogedrukreiniger
de snelweg in een wip weer schoon
ach we kunnen toch niet voor elk vosje
we moeten toch aan onszelf

je kunt in een bad blijven zitten
tot alles zacht wordt
dan nog verdwijn je niet

uit Tot iemand eindelijk

In de vleselijke lusten meen ik een terugkerend thema in Tot iemand eindelijk te zien, maar bij het lezen van de gedichten bekruipt mij soms een onbehaaglijk gevoel. Het lijkt of er allerlei verliezen worden verwerkt, althans pogingen daartoe worden ondernomen, hoe zit dat?
Comfortabel is inderdaad een woord dat ik niet met mijn werk zou associëren. Er wringt altijd iets. Overal trouwens, denk ik. In alles in de wereld is iets aanwezig dat vernietigt, en zeker in de meest aangename, genotvolle dingen. Als er in alles in de wereld iets aanwezig is dat vernietigt, dan betekent dat dat alles altijd op het punt staat verloren te gaan. Dat betekent niet dat je het per se ook zult verliezen, maar je bent nooit zeker dat je iets hebt. Iets bezitten is een illusie, denk ik. Natuurlijk is dat een heel onbehaaglijke gedachte want dat betekent dat alle elementen die je leven uitmaken, zo weer kunnen verdwijnen. En wat blijft er dan nog van je over?
Soms probeer ik in mijn werk om te gaan met verlies dat nog niet heeft plaatsgevonden, omdat ik denk dat verlies fundamenteel menselijk is en niet valt te vermijden. Het beschrijven werkt voor mij verzachtend. Het leert me om mezelf niet als een heel iets te zien, maar als een onafgerond werk, vol gaten en uitstulpingen.

Vanaf ergens halverwege de bundel begon ik de gedichten hardop te lezen, met een Vlaams accent, ze kwamen daardoor harder bij me binnen. Kun jij dat verklaren?
Ik ben natuurlijk Vlaams, daar kan ik niet onderuit. Misschien ben ik Vlaamser dan ik denk of wil zijn. En hoewel ik niet zo houd van mijn reputatie als podiumdichter, geloof ik sterk in de orale traditie van poëzie en vind ik het magisch wanneer mensen samenkomen om elkaar gedichten voor te lezen. Die liefde zal op de een of andere manier tot in het papier zijn doorgedrongen.

Op de website van North Sea Poetry zie ik dat je niet in een hokje te plaatsen bent. Als je op een podium staat, wat wil je dan uitstralen? Welk hokje is jouw favoriete hokje?
Ik denk niet na over wat ik wil uitstralen. Ik weet niet of je daar zoveel controle over hebt. Ik sta graag op een podium, ik spreek graag mensen toe, ik ga graag op in taal – ik denk dat dat voor mij voelt zoals dansen voor sommige mensen voelt, of seks. Er vindt een eenwording plaats. Eigenlijk voel ik hetzelfde wanneer ik schrijf, maar als je teksten in een boek staan, is het heel moeilijk die gewaarwording opnieuw te beleven – dan zit het er eigenlijk op, tenzij je dus op een podium kruipt. Misschien is optreden voor mij een poging om het ontstaansproces van een tekst zo lang mogelijk te rekken, of telkens opnieuw op te roepen.

In een eerder interview zeg je ‘soms is het tergend om altijd – onbewust en soms ook ongewenst – met een schrijversblik naar de wereld te kijken’. Persoonlijk ervaar ik dat als een zegen. Waarom vind jij het ook een vloek?
Omdat het me soms isoleert en de afstand tot andere mensen vergroot. Er is geen ontsnappen aan. Soms heb ik de behoefte om iets anders te doen of nieuwe dingen te ervaren, maar dan ontdek ik al snel dat ik dat normale leven onmiddellijk als een soort vooronderzoek benader, eerder dan als het leven zelf. Of als theater – ik speel dat ik lesgeef, ik speel dat ik vergader, ik speel dat ik kook, ik speel dat ik uitga en nieuwe mensen ontmoet; pas als ik na afloop over die ervaringen schrijf, word ik weer echt. Soms is dat heel prettig en inspirerend, soms is dat heel eenzaam.

In hetzelfde interview zeg je: ‘Telkens als ik een straf boek lees, vraag ik me – heel eventjes – af of ik niet beter stop met schrijven. Want wie ben ik om aan die grote meesterwerken nog iets toe te voegen?’ Twee vragen naar aanleiding van die uitspraak: 1) wie zijn je voorbeelden uit de wereldliteratuur? 2) wat is de unieke stem die Moya De Feyter nu en in de toekomst toevoegt aan al die straffe meesterwerken?
1) Sylvia Plath, Fernando Pessoa, Franz Kafka, Virginia Woolf, Jose Saramago, Siri Hustvedt, Haruki Murakami, Leonora Carrington, Herman Melville, Marcel Proust, Vicki Feaver, Milan Kundera, Anne Carson, Paul Auster… en natuurlijk Ovidius, Homerus, Shakespeare, Pinter… Ik kan nog lang doorgaan. Het is fantastisch wat er allemaal al geschreven is.
2) Ik heb nog niets geschreven dat naast het werk van deze mensen kan staan. Dat betekent niet dat ik denk dat ik daar nooit toe in staat zal zijn, dat betekent dat ik nog een lange weg te gaan heb, en dat is prima. Ik word over een paar dagen zesentwintig, ik ben mijn tweede boek aan het afwerken, ik ben nog geen tien jaar kind-af, ik heb nog niet veel verschrikkelijks meegemaakt, ik heb zeker nog niet genoeg liefgehad. Ik ga gewoon een leven lang schrijven, duizenden en duizenden bladzijden schrijven, en misschien komt daar op een bepaald moment iets uit voort dat je wereldliteratuur kunt noemen. Misschien, misschien niet.

Je bent actief in het Poëziebordeel, als je alter ego Ambrosia. Wat is een Poëziebordeel precies? En is Ambrosia wezenlijk anders dan Moya?
Een poëziebordeel verschilt van een normaal bordeel in die zin dat de prostituees dichters zijn en er geen fysiek contact plaatsvindt. Verder is het hetzelfde: twee mensen zonderen zich af in een kleine ruimte, en er wordt iets uitgewisseld. Een gedicht, een verhaal, een gesprek. Iedere dichter werkt zijn performance uit zoals hij dat wil. In mijn geval is Ambrosia wezenlijk anders dan ik in die zin dat ik een personage gecreëerd heb en een volledig dagboek heb geschreven vanuit haar perspectief (minnares van Homerus, eerste eeuw voor Christus). Toen ik met het bordeel begon, was ik vrij onzeker en had ik die afstand nodig om in staat te zijn om in zo’n intieme setting voor te lezen. Ondertussen is dat wel wat veranderd. Ik lees nu soms ook gedichten voor uit Tot iemand eindelijk, of nieuwer werk dat dichter bij mezelf aansluit. Ik ben minder bang geworden om mezelf te tonen aan een publiek.

Daarover gesproken: de inhoud van je gedichten komt als zeer persoonlijk over. Nu is de valkuil dat men dichters er altijd van verdenkt autobiografisch bezig te zijn. Hoeveel uit je eigen leven zit er eigenlijk in deze bundel?
Alle kunst is persoonlijk. Het heeft geen zin om een onderscheid te maken tussen persoonlijke en niet-persoonlijke gedichten. Mijn fantasie en mijn werkelijke leven lopen behoorlijk door elkaar, en ik vind het onderscheid ook niet relevant. Heel vaak is wat ik droom of hallucineer werkelijker dan wat mij in mijn sociaal leven overkomt, en tegelijk gebeurt het regelmatig dat mij iets overkomt dat ik al beschreven heb. Toen deze bundel uitkwam, had ik het gevoel dat ik mijn ziel over de tafel had gesmeerd, dat ik vanaf nu poedelnaakt zou zijn. Dat blijkt helemaal niet zo te zijn. Mensen lezen die bundel op de meest uiteenlopende manieren. Het is misschien zelfs zo dat ik door al die verschillende interpretaties meer toegedekt ben dan voorheen.

Ik ben persoonlijk naast de inhoud van losse gedichten, altijd bezig met het narratief, wat wil de bundel als geheel zeggen. Wat is het grotere verhaal dat jij met Tot iemand eindelijk wilt vertellen?
Wat narratief betreft – dat is misschien een tekortkoming van deze bundel. In ieder geval ben ik in het tweede boek (Massastrandingen, verschijnt eind mei) veel meer met narratief bezig geweest. Massastrandingen bestaat uit een aantal door elkaar lopende verhaallijnen, die in zekere zin tot een climax leiden. Dat kun je van Tot iemand eindelijk niet zeggen. Met mijn debuut heb ik vooral woorden, zinnen en beelden uitgestort die er hoognodig uit moesten, omdat ze al zo lang zaten te wachten. Massastrandingen is naast een persoonlijk verhaal ook een voorzichtig manifest, een poging om op poëtische wijze iets te zeggen waarvan ik vind dat het ertoe doet. Al is het natuurlijk nog maar de vraag of andere mensen daar ook zo over denken.

Tot slot mogen wij twee fragmenten uit Massastrandingen (2019) publiceren.

 

probeer je eens een leven voor te stellen dat voorbijgaat
zonder dat iemand hoeft te sterven

toen ik kind was, waren er schildpadden in huis
ze leefden in een glazen bak waarin een stukje natuur was nagebootst
een eiland, een beetje gras, grote bladeren op het wateroppervlak
de schildpadden lieten zich niet misleiden
het glas was ondoordringbaar, de garnaaltjes altijd al dood
soms slaagden ze erin zich over de rand te hijsen
dan gingen ze op verkenning in ons huis
langs het grijze tapijt, de kille tegels, de buffetkast, het keukenraam
regelmatig kwam een schildpad onder mijn voet terecht
het vlees was zacht en koel, het schild knisperde
als het tussen mijn tenen in stukjes brak

als je met je voorhoofd de grond raakt, kun je niet meer vallen

een kamer is te klein voor een mens, hij heeft een huis nodig
een walvis past perfect in een container
er bestaan zulke grote containers!

walvissen doden doe je best met een harpoen
de beste harpoenen worden gemaakt van walvisschedels
de beste walvisschedels komen van walvissen gestrand op de kust van Tierra del Fuego
te vertalen als: vuurland

harpoenen zijn vandaag verboden
maar ook met een mes kan je als je hard slaat
de ruggengraat van een walvis breken

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...