LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Toon Tellegen – Glas tussen ons

11 mrt, 2019

Er zijn vogels die het glas niet zien

door Laura Demelza Bosma

In Glas tussen ons bloeit ontroerend filosofisch gedachtegoed over de pagina’s. Dit filosofisch reflecteren over het zelf en de ander, over het tussenmenselijke, wekt mijn sympathie. Waarom? Veel mensen hebben zo’n gefixeerd beeld van zichzelf, van anderen, van ‘de werkelijkheid’. Er zit glas tussen! Ze zeggen dat ze nou eenmaal zo zijn, maar dat zonder zichzelf (de ander, de werkelijkheid) echt te onderzoeken. Ze hebben zich vereenzelvigd met een gedachte over zichzelf.  De taal kan alle kanten op, kan observeren en associëren, kan beelden creëren, kan alles bevragen, afbreken en weer opbouwen. Iemand die zo schrijft als Tellegen lééft, is een veranderlijk, gelaagd wezen en kan zich daardoor ook verplaatsen in het perspectief van een ander, een dier of zelfs een ding. Deze bundel heet Glas tussen ons, en ja, er zijn zinnen en stemmingen te vinden die zich als vogels tegen dit glas bewusteloos vliegen, maar als er overal om ons heen glas is, dan is deze bundel een plek waar glas smelt.

Neem nou het gedicht ‘Avond’.

Er zijn mensen
die de dood niet onder ogen willen zien

die op motoren springen
en langs de binnenwegen van het zelfrespect
uit zijn gezichtsveld verdwijnen

de dood van de slechte gewoontes
                                                 . en het onvoltooid verleden

het regent
en ik wou dat ik een vis was
en dat er geen land meer was,
geen zand, geen zon, geen riet
geen wijsheid achteraf,
geen werkelijkheid achter de werkelijkheid,
geen voorbode van wat dan ook

alleen maar water en het gebrek aan bewijs.

Het gedicht heeft iets droevigs en toch maakt mijn hart hierbij een sprongetje. Omdat het gelaagd is, niet zwart/wit, multi-interpretabel, voor elke lezer een ander gedicht. In de eerste vijf regels klinkt het mooi, hoe er mensen zijn die de dood niet onder ogen zien en op motoren hun vrijheid tegemoet rijden. Maar dan regel zes, zeven: deze mensen willen de dood van hun slechte gewoontes, hun onvoltooid verleden niet onder ogen zien. Ze reflecteren niet en krijgen daardoor iets stars, een krappe kubus van glas maakt het onmogelijk om echt de vleugels uit te slaan. Het poëtisch ik zit daar nog in de regen en wou dat hij een vis was. Hij kan zich voorstellen dat er niks is, of dat het niks alleen maar water is waarin hij dan nog een vis kan zijn. Dat is waar mijn hart dat sprongetje maakt. Tellegen schrijft ‘ik wou dat ik een vis was’ en ik zit daar al, zoals het poëtisch ik in de regen en voel me vis en één met de avond van dit gedicht. Er zit een verlangen naar betekenisloosheid in het gedicht, en de vis die simpelweg is vangt mijn gedachten en zwemt er mee weg en bereikt daarmee precies dat.

Ik houd zowel van de tedere, persoonlijkere en filosofische gedichten in deze bundel als ook degene die een meer absurdistische en/of surrealistische, beeldende invalshoek hebben (en sommige gedichten zijn trouwens al deze omschrijvingen tegelijk waard). Die met een absurdistische toon doen me denken aan het werk van Danil Charms en de surrealistische Toon hier en daar aan Lorca, met een vleugje zwarte romantiek.
In de absurde gedichten vereenzelvigt het poëtisch ik zich bijvoorbeeld met een sloot, in een ander gedicht met een tram of  gaat met het gezicht van zijn overleden broer naar de Eenvoudshersteller (zonder succes).
Hier een voorbeeld van zwart, surreëel romantisch. Een fragment uit ‘Het gezicht van het verleden’:

Er kruipen slakken over het gezicht van het verleden,
er bloeit een roos in één oog:
het lijkt alsof het dood is…
was het maar waar!

het verleden houdt van slakken, van rul zand op zijn wangen,
van rozen in zijn ogen, wormen in zijn oren’

Op de achterflap lees ik dat in deze persoonlijke gedichten de afstand tot de ander centraal staat.  Soms worden de personages gescheiden door omstandigheden, de dood en de tijd. Maar de afstand bestaat ook in het alledaagse tussenmenselijke, én zoals ik hierboven al schreef, tot het eigen zelf. In het gedicht ‘Avond’ dat ik al besprak, lijkt er zelfs een verlangen te zijn naar een identificatie met het afstandelijke, het anders zijn.  De zinnen die me het meeste raken in deze bundel, neem ik als zowel vervreemdend als herkenbaar waar. Zo ongewoon is het blijkbaar, personages te zien die letterlijk uitbeelden wat ze voelen, zoals in de reeks ‘Twee vrouwen’.

Twee vrouwen nemen afscheid van elkaar
                                                      . met pijn en vreugde in hun hart –
de een trekt tien jaar lang haar jas aan,
de ander houdt vervolgens tien jaar lang de deur voor haar open,
de ander draait zich op de stoep tienduizend keer om
                                                       . gedurende iets meer dan tien jaar,
de ander kijkt haar tien jaar na,
                                                       . tot zij de hoek van de straat omslaat

beiden zijn nadien nog talloze jaren onbeschrijflijk opgelucht en ontroostbaar,
gevoelens niet te onderscheiden van elkaar.

Bedankt Toon, dat je juist dit hebt benoemd, dat opgelucht zijn en ontroostbaar samen, als in dit tragikomisch gedicht, één kunnen zijn. Dat je, dat u de taal gebruikt om de zogenaamde barrières van de taal op te heffen, soms door er zoals ik al schreef, meermaals tegenaan te vliegen zonder dat het glas breekt of smelt. Tegenstellingen vinden elkaar in een gedicht en die wrange dans die daaruit voortvloeit lijkt het echte leven wel. Door dit boekje ga ik meer houden van het menselijk bewustzijn. De mens maakt veel  onzin en veel kapot, maar creëert ook zoveel mooie dingen. Het leven proberen te leven als een creatie, een kunst in plaats van een kant en klare maaltijd, dat bevalt me.
Dat Tellegen weet dat hij schept, valt letterlijk te lezen in het gedicht ‘De muur’.

Ik ging niet verder die dag, liet de muur achter me
en sloeg een zijweg in, op zoek naar een nieuwe manier
om op poëtische wijze het leven te voltooien.

____

Toon Tellegen (2018). Glas tussen ons. Querido, 61 blz. € 17,50. ISBN  9789021415284

     Andere berichten

Wim Meyles – Vrolijk en vilein

Wim Meyles – Vrolijk en vilein

De dertigste bundel vol taalhumor door Inge Boulonois - - Weinig dichters zijn zo creatief en productief als Wim Meyles (1949). In 2020...