Ronald M. Offerman (Amsterdam, 1956) woont en werkt zijn hele leven al in de hoofdstad.
Hij is ober, dichter, liedjesmaker, lid van theatergroep “Amsterdams Allooi” en van “De Blaffende Honden”, schildert, tekent, schrijft columns en heeft regelmatig optredens in stad en land.
In 2017 verscheen De Dikke van Offerman, een verzamelbundel.
foto Babs Witteman
Koekoeksjong
Maar we hebben niets te klagen,
Dat zei jij zo vaak…moeder
Maar ik kon niet zoveel leuks aan het leven ontdekken
Zoveel was er niet om dankbaar voor te zijn
We zaten als haringen in een ton
Maar het leven was zo leuk volgens haar,
Het leven was zo mooi
Maar ik keek s ‘avonds tijdens het eten
Vaak zwijgend de tafel rond
Naar de mensen die mijn familie waren
Mijn vader, mijn moeder en mijn broers
Een nichtje dat bij ons woonde en een oude oom
En allemaal waren ze dankbaar
Dan dacht ik, ik ben zeker een koekoeksjong
(uit Moeder, nog te verschijnen)
Rust
Hoe meer lawaai er was
Hoe minder ik wilde zeggen
Hoe harder de mensen schreeuwden
Hoe rustiger ik werd
De kranten gingen weg
De televisie minder aan
Mensen die zich vrienden noemden
Verdwenen een voor een
Ik keek uren naar een kraai
Die voor het eerst moest vliegen
Zachtjes krassend op een tak
Nog niet klaar voor de sprong
(uit Niets te lachen, 2014)
Daar ligt ze weer
Vanuit de caravan kan ik zien
Hoe je op het strand ligt
In die felle zon waar ik niet om geef
Natuurlijk met je tieten bloot
Want die moeten zo nodig ook bruin worden
Niet dat ze niet mooi zijn of zo
Nee, dat is het niet, maar het stoort me
Zoals alles stoort, de laatste tijd,
Time is an ocean but it ends at the shore
You may not see me tomorrow
Zingt Bob uit mijn cassettedeck
Ik veeg wat zand van tafel
Misschien moet ik de keukenkastjes
Maar weer eens een kwastje geven
(uit In het zand daar staan mijn hakken)