LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Rogier de Jong – Memento

31 mei, 2019

Poëzie als herinnering

door Kamiel Choi

Wat als eerste opvalt aan de debuutbundel van Rogier de Jong is de prachtige vormgeving. De harde kaft met de afbeelding van Joan Miró’s rood en blauw monogram nodigt tot lezen uit.

De opdracht is ‘Voor Willemien Blanken (1954-2003)’, de vrouw van de dichter die aan kanker is overleden. Miró was haar lievelingsschilder. Memento bestaat uit 49 gedichten, een voor elk levensjaar van Willemien. Het is een zeer persoonlijke bundel die weet te ontroeren met herkenbare beelden. Het expliciete doel van de bundel staat op de achterflap aangegeven: herinneren als herscheppen van het verleden. Het motto is van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge: ‘Forgetting is natural, remembering is the effort one makes’. Relevant voor deze bundel: Kentridge maakte in 2012 een video-installatie getiteld The refusal of time. De achterflap vermeldt verder dat de zoektocht van de dichter vergelijkbaar is met die van Orfeus.

Het taalgebruik is eenvoudig en direct, misschien doordat de auteur lange tijd als reclametekstschrijver heeft gewerkt. Dit zorgt in eerste instantie voor een vlotte lectuur, maar kan de doorgewinterde poëzieliefhebber ietwat irriteren. De Jong schuwt niet om sinterklaasachtig volrijm in te zetten. Op het eerste gezicht doet dit afbreuk aan de poëtische kracht van deze bundel, maar de omstandigheid dat hier een van de allertreurigste onderwerpen, het verlies van een geliefde en levenspartner, ter sprake wordt gebracht, dwingt ons lezers ertoe een soort boodschap te zien in de wrange tegenstelling tussen vorm en inhoud, namelijk de boodschap dat de taal ontoereikend is.

Zo lezen we bijvoorbeeld: ‘je was onstuimig maar / niet onstuitbaar’ of ‘de aanwezigheid van je afwezigheid’. Servies rijmt op advies, strijdperk op tijdperk, kater op sater. Het titelgedicht geeft een goede indruk van de poëzie van Rogier de Jong:

Memento

En dan was er dat doosje
waarop je een roze strik
had geplakt.

Een kistje met goudblonde
lokken. Niet de nepkrullen
van de haarwerker

die in al hun kunstigheid
de hoop op gunstigheid
van je lot maskeerden

maar het echte werk
dat je na de chemo
had opgeborgen

alsof je wilde zeggen:
gedenk me, herdenk me,
laat me niet vallen.

Is het rijm ‘kunstigheid – gunstigheid’ kitsch? Net als de roze strik en de alledaagse uitdrukking ‘het echte werk’? Is het gedicht daardoor in zekere zin zelf nep, en wordt daardoor de oproep ‘laat me niet vallen’ niet dubbel? Het gedicht geeft uitdrukking aan de kunstigheid van de taal van de auteur zelf, die in zijn herdenken wordt herdacht.

Orfeus reisde naar de onderwereld af om zijn Euridyce te redden, maar hij keek te vroeg om of ze hem wel volgde. Het ligt voor de hand om de dichter met Orfeus te identificeren, maar wat als hij tevens een Euridyce is, opgesloten in de onderwereld van de rouw? De ‘redding’ zou erin bestaan dat de lezer niet naar hem om kan zien, dat de gedichten door hun lichtvoetigheid nooit alles helemaal kunnen zeggen en daarmee een herinnering aan de geliefde veilig stellen die privé mag blijven.

Zo’n lezing kan als vergezocht worden ervaren, maar ik denk dat we zo de geste van de dichter beter kunnen begrijpen. De lezer wordt uitgenodigd Orfeus te zijn en in de wrange en soms humoristische gedichten eerder iets van zichzelf te herkennen dan de dichter te doorzien.

De Jongs inspiratiebronnen zijn dichters als Vasalis (zij was in Groningen zijn buurvrouw), Judith Herzberg, Rutger Kopland, Hans Verhagen: dichters die sterke beelden konden oproepen met eenvoudige taal. De kracht van Memento zit dan ook meer in de beschreven taferelen dan het taalgebruik. Aspecten van de vreselijke ziekte en de dood worden subtiel ter sprake gebracht, zoals haarverlies door chemo, rolstoel, de werkkamer die een praalgraf werd, het ‘legertje loslopende vriendinnen’ die de weduwnaar trachtten te troosten, de epitaaf die alleen maar op de fax hoefde te worden gegooid omdat “de beeldhouwer de pest had aan mailen”.

Op een aantal plaatsen horen toch we de taal van een ‘professionele’ dichter. In het openingsgedicht worden de vragen gesteld “Wie van ons was het? / Wie leende zijn naam?”. En in het laatste gedicht komen we een regel die Menno Wigman geschreven zou kunnen hebben: ‘Misschien herstelt er iets / verstrijkt tijd – / blijft er iets achter dat / op een verleden lijkt.’

Mijn favoriete gedicht uit deze bundel is ‘Wadden’:

Na je dood werd ik
opnieuw verliefd op je.

Ik was met een vriend
op de Wadden, in het

hotel waar we dat voorjaar
samen ook geweest waren.

Je wist toen al dat de pijn
in je rug geen rugpijn was

maar gaf geen millimeter
toe aan dat weten.

Je weigerde de gifbeker
tot de laatste druppel.

In dat hotel met poëzie op de
deuren ontmoette ik je weer

viel ik weer voor je en we
vrijden en schreiden tot

die vriend op de deur
klopte of alles oké was.

De auteur heeft zich alles ingebeeld: de geliefde en het vrijen en schreien. De lezer wordt in verwarring gebracht wanneer de twee hotelbezoeken samenvallen en de tijd even niet bestaat. Het is niet de dichterlijke taal die dit tafereel indringend maakt, maar de bedrieglijke eenvoud.

Deze ‘tableaux vivants’ maken de bundel de moeite waard. Maar de dichter lijkt nog iets anders te willen bereiken, door veelvuldig naar de wereldliteratuur te verwijzen, naar de zoon als wrekende Odysseus en de vader als mannelijke Penelope, naar Judas, het wachten op Godot, Atlas die zijn last torst. Dit komt over als een overbodige poging tot aansluiting bij de Westerse canon, die de bundel niet nodig had gehad.

De combinatie van de rauwe werkelijkheid van rouw met de rijmdwang en tergend kinderlijke zinnen als ‘het kind van de rekening maakte / een tekening’ geven de bundel iets puurs en ontroerends. De Jong komt van buiten de poëziewereld en beschrijft in eenvoudige taal taferelen die invoelbaar zijn en in de geest van een actieve lezer kunnen worden herschapen. De taal in Memento is onmachtig maar de bundel roept soms beelden op die de lezer bijblijven.

Zoek

Hoe dat eruitziet: de
wedijver tussen een vrouw
en een kind.

De hoofdpersoon
is onmachtig, zijn vuist
kan de tafel niet vinden.

De hoofdpersoon
wankelt, zijn voeten
kunnen de strepen niet vinden.

Alles is anders.
Het bord is verschoven.
Er is een lege plek in het midden.

____

Rogier de Jong (2019). Memento. Liverse, Bordeauxreeks nr. 55. 66 blz. € 21,95. ISBN 9789492519436

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...