afbeelding Pixabay
Kunstenaars kunnen een andere wereld oproepen. Museum Henriëtte Polak in Zutphen laat er in de aankondiging van de tentoonstelling ‘Schitteren door afwezigheid’ geen twijfel over bestaan. Kunstenaars kunnen dat, een andere wereld oproepen. Knappe mensen zijn het.
Een stadsdichter is een dichter is een kunstenaar. Loopt een stadsdichter niettemin het risico zich blind te staren op de vertrouwde omgeving? Lukt het wel om een andere wereld op te roepen, als het gedicht steeds over de eigen omgeving gaat? Ik bezoek een stadsdichter. Sinds januari van dit jaar is Merel Hubatka samen met Otteline van Panthaleon van Eck stadsdichter van Zutphen, de zevende in de reeks stadsdichters daar. Toen de functie vacant kwam, solliciteerden de twee niet gezamenlijk naar het stadsdichterschap, de keuze van de jury voor hen als duo was een verrassing.
‘Je kunt overal op reis gaan’ zegt Merel Hubatka ‘ook in je eigen stad.’ Op reis gaan betekent volgens haar: aandacht geven aan wat je ziet en hoort. Dingen worden betekenisvol als je oplet. “Kijk eens om je heen’ wil ik mensen toeroepen die verre reizen maken om dingen mee te maken. Er is van alles te beleven als je je eigen comfortzone durft te verlaten. Of je fysiek ver weg gaat of dichtbij huis blijft, doet niet terzake. Alles kan je verrassen als je ervoor open staat.’
Bij Merels woorden denk ik aan regels uit een gedicht van de andere helft van de Zutphense stadsdichter, Otteline van Panthaleon van Eck. Ik las ze in de voorbereiding op dit gesprek: ‘Kom Zutphen eis je bloemen terug/ …/ Blijf niet geschoren liggen.’ Het gedicht maakt me nieuwsgierig naar het openbaar groen in deze stad.
Een cynicus kan vinden dat een stad graag een stadsdichter heeft om mee te pronken, voor de show. De regels over het groen in Zutphen lijken die kijk niet te bevestigen, maar Merel wil aan die mogelijkheid zeker niet voorbijgaan. Waarom zouden we cynisch zijn? De stadsdichter kan schrijven over gebeurtenissen, ontmoetingen, ontwikkelingen. Erop reflecteren, er vraagtekens bij plaatsen, onbelichte kanten in het licht zetten. Als de dichter dat zo doet, dat het gedicht overkomt bij de luisteraars of lezers, vervult hij (zij) precies de functie die Merel als stadsdichter wil vervullen. ‘Ik wil mensen verbinden met de stad.’ De stad is een verzameling stenen, maar natuurlijk ook een gemeenschap van mensen. Daarin gebeuren dingen. De stadsdichter kan de schoonheid van de stad bezingen. ‘Als puber vond ik Zutphen maar suf, tegenwoordig zie ik een stad waar sociaal en cultureel veel gebeurt,’ zegt Merel. De stadsdichter kan de trots op de stad vertolken. Maar zeker kan de dichter ook kritisch zijn, de draak steken met zaken. ‘Eis je bloemen terug’ lijkt een voorbeeld van zo’n kritisch-verbindend gedicht. Merel Hubatka noemt haar eigen gedicht ‘Massagraf’. Daarin schrijft ze over Het Witte Lint, het kostbare kunstwerk langs de rondweg tussen Eefde en Zutphen, dat enkele jaren geleden werd ontworpen en uitgevoerd. Langs de weg werden 1177 meidoorns op een dijk gezet. Ter wille van het esthetisch effect in de drie weken van de bloei van meidoorns waren de bomen speciaal scheef gekweekt. Tegen een prijs van anderhalf miljoen euro werden de jonge scheve boompjes op de dijk geplant. Intussen is het kunstwerk een fiasco gebleken. Na storm en andere tegenwind gaf de prachtkever de doodsklap. ‘Er kwam een kever/ en die vrat/ tot op het allerlaatste blad,’ schrijft Merel in het gedicht.
afbeelding site Straatpoëzie
Verbinden is, kortom, niet alleen maar de lof zingen van de eigen stad. Terwijl de serveerster op het terras achter de Zutphense markt ons leert hoe je ‘Goedemorgen’ in het Roemeens zegt, heeft Merel het over lichtjes. Vroeger, zegt zij, had je de dominee op de kansel. Het belerende in die rol spreekt haar niet aan, wel dat een dominee mensen dingen kan voorhouden, met hen erop kan reflecteren, er vragen over kan stellen die maken dat mensen de dingen anders gaan zien. Een stadsdichter kan ook zoiets doen met de vertrouwde en alledaagse omgeving. ‘Je kunt een lichtje ergens op zetten.’ Dat nodigt mensen uit dingen te zien.
Tegelijkertijd geldt voor een stadsdichter ook dat van alles hem (haar) zal ontgaan. ‘Toen de rechtbank hier uit Zutphen weg dreigde te gaan, schreef de toenmalige stadsdichter daar niet over. Er waren mensen die hem dat kwalijk namen. Maar ook voor een stadsdichter geldt dat er altijd dingen blijven waar hij geen acht op slaat. ‘
Trots vertolken, dingen in het licht zetten, de draak steken met zaken, wat maakt dat een stad daar een stadsdichter voor aanstelt en niet een zanger of een verhalenverteller? Volgens Merel zijn er steden die een stadszanger of stadsschrijver aanstellen, maar biedt een stadsdichter toch een voordeel boven de andere varianten. ‘Mensen vinden gedichten bijzonder. Ze zijn bereid er goed naar te luisteren. Juist daarom kun je ze ermee raken, hen wakker maken.’ Ook al willen mensen zich voor een gedicht inspannen, toch ziet Merel verstaanbaarheid als een kwaliteitscriterium voor de stadsdichter. ‘Een stadsdichter is er voor alle mensen in de stad. Bovendien draag je een gedicht vaak eerst voor. Daarom moet een gedicht voldoende helderheid hebben om de luisteraars en later de lezers te bereiken.’
We rekenen af bij de Roemeense serveerster en nemen afscheid van elkaar. Via de markt en tegenover de grote Walburgkerk beland ik in het museum. Ik maak een foto van een werk van Margriet Luyten. Fotografie en weefwerk door elkaar en als ik goed kijk, zie ik in de afbeelding woorden: ‘Toi le souvenir, moi l’absence’, een regel van Paul Verlaine. Later thuis, surf ik over het web. Ik vind het gedicht dat Merel Hubatka in opdracht van het Henriëtte Polakmuseum juist bij dit werk heeft gemaakt. Ze heeft een lichtje bij de tentoonstelling geplaatst: ‘Dit is waar/ mijn ogen gaan/ Hier rust mijn blik …/ Contouren van afwezigen zijn hier heel dichtbij / Ik zoek mijn weg, / soms afgeleid…’ Misschien ga ik nog eens terug naar de tentoonstelling. Ik wil die andere wereld wel ervaren waarin afwezigen mij nabij zijn.
© Jan Loogman