LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Guy Commerman – Verhalen van de zandloper

3 jul, 2019

Guy Commerman : Zandloper met een zee van tijd

door Marc Bruynseraede

Gastrecensent Marc Bruynseraede schreef deze recensie naar aanleiding van het overlijden van Guy Commerman op 10 januari 2019.

Het laatste gedicht van de laatste bundel Verhalen van de zandloper van Guy Commerman heet ‘Zandloper’ en is – als een gehaaste korrel – een mooie samenvatting van een hele carrière in en met de poëzie.

Korrel
na
korrel
na
korrel
nadert het verhaal de bodem, hoopt zich op.
Tot er niets overblijft van wat eens plannen waren.

De zandloper was een instrument om tijd te meten; een zee van tijd. In de zeevaart, toen er nog geen klokken – laat staan smartphones – waren, werd de tijd – in de volledige leegte of oneindigheid van de oceaan – gemeten met de zandloper. De tijd werd in ‘glazen’ uitgedrukt. Op het halfuur klonk de scheepsklok éénmaal; op het uur tweemaal. In de glazen stroomden de zandkorrels als het verglijden van de tijd. Glazen met herinneringen aan de voorbije tijd; met angsten, twijfels en verlangens naar de toekomende tijd.

Herinneringen aan Guy en aan het literaire tijdschrift Gierik – Nieuw Vlaams Tijdschrift, waaraan hij een groot stuk van zijn leven en energie gewijd heeft. Met passie en nieuwsgierigheid. Duizenden gedichten zijn, in de loop der tijden, door zijn vingers gegaan en langs zijn kritisch oog. Tijd verstrijkt, vervliegt. Achter de titel G is nu een punt gezet:

Woorden korrelen neerwaarts, tussen zinvol
en zinledig zich bezinnen over onvermijdelijk
korzelige tijd verdrijven, soms wat moed vergaren.

Schoonheid van al het nutteloze ervaren,
gedachteloos nadenken, eenvoudig genot.

De zandloper is niet alleen een instrument om tijd te meten; hij staat ook symbool voor de tijdelijkheid, vergankelijkheid van het leven. En hoe we de tijd, op een afgemeten wijze, het best gebruiken, ten bate van het gemeen.
Commerman doet dat, qua structuur, met een bundel die 13 cycli telt, van telkens vier gelijkvormige gedichten. Elke cyclus telt dus vier gedichten die qua vorm identiek gestructureerd zijn. Sommige cycli zijn terzinen, andere kwatrijnen, sextetten of octaven. De oude, klassieke dichtvormen zijn niet vergeten. Cyclus 8, ‘Wat overbleef’, brengt vier perfecte sonnetten met exacte eindrijmen. Schoonheid is niet alleen een kwestie van inhoud of sfeerschepping maar ook een kwestie van vorm. In zijn taptoe van dichtkunst marcheren de verzen en gaan de witte manchetten en beenstukken gelijktijdig de hoogte in, om samen perfect geometrische patronen af te tekenen.
In die optiek is het geen toeval dat de bundel precies 13 cycli telt. 13 is een priemgetal, een getal van Fibonacci en de gulden snede, 13 verdiepingen telt een Pagode, 13 is ook het getal van de transformatie, de verandering.

Op een zee van taal en tijd dobbert de dichter, met één oog op de zandloper. En stelt zich vragen die alleen maar vragen zijn. Bespiegelingen over het taalspel, over het denken en over de werkelijkheid van taal en denken. Wat is de bestemming van het leven, aangenomen dat er geen god is en geen hiernamaals ? Een stil protest over de door de mens gemaakte wereld met al zijn mankementen.

Op een zee van taal en tijd dobberen de zoete herinneringen: overwegingen rond schoonheid en de zin van schoonheid. En zo ook melancholieke bespiegelingen over de dood. En over de magie van het erotische, in de cyclus ‘Schuin, niet schunnig’:

Langoureus ligt schemering te lonken
naar je naakte komst, ja, we gaan de nacht
ontkleden, de maan uitnodigen
op onze rondingen, alsof we schuw
haar licht omarmen, het laatste kwartier
van haar schijnsels gretig opsparen.

In de perfecte tijdloze sonnettenvorm, in de cyclus ‘Wat overbleef’, mijmert hij over de vergankelijkheid, met subtiel melancholische Commermansiaanse tederheid :

Lichtbeeld van ergernis, ik wil graag herkennen
de vroegere, zachte gelaatstrek van een jeugd
die in je oogappel gloeide. De hang naar vreugd’,
rugzwemmen in willige waters, witte veulens mennen.

Maar ik zie gebroken dofheid, verloren glans,
gestorven zijn en worden. Ik zie geen maartveld
vol narcissen,, ik hoor geen koekoeksroep, geen glans
van dauw op lippen, geen geil gebaar dat versmelt.

Je verlaat mijn verwachten en ons ontsporen,
je doet maar wat en weet niet hoe ik een gebaar
van je hand in mijn hart verwerk, hoe ik horen

en zien verzamel, hoe ik strelen graag vergaar
voor nu en later, een tederheid geboren
uit was vroeger was, zo hemels, zo kant en klaar.

Op de archetypische oceaan van raadselachtigheid van het bestaan, ten prooi aan vertwijfeling en somberheid, ontstijgt aan de verzen van de cyclus ‘Vertwijfeling’ de zucht naar mystiek, naar harmonie: ‘Leegte vult mijn overbevolkte harten, (…)’.
De Duitse mysticus Meister Eckhart zegt over de leegte : ‘De mens moet zo leeg zijn dat hij niet enkel niet weet maar ook vrij is van elke vorm van weten dàt hij niet weet.’
Het gedicht ‘Weemoed’ uit diezelfde cyclus besluit als volgt: ‘Mijn handen weten niet waar tasten, alle licht is zwart.’
Andermaal een verwijzing naar het mystieke ‘duister van de kennisloosheid’.

De juveniele honger naar kennis heeft plaats gemaakt voor zingevende vragen, voor het schouwen naar de verste nevelen van de gedachten:

Een mens ligt op zijn rug en staart
naar sterren, zoekt een evenbeeld,
ontmaagdt het heelal, sterft een kleine dood.

Uiteindelijk kan je het bestaan alleen maar bevragen. Want: ‘elk antwoord stelt in vraag’, affirmeert de dichter.

Zijn laatste gedicht ‘Zandloper’ besluit de verlopen tijd als volgt:

Een verdwaalde meeuw krast meewarig
een verdrietige aria over ondergang

Nog een gehaaste korrel.

Morgen sta ik weer op mijn kop.
Geef ik geen kik.

Daar klinkt de scheepsklok : het is tijd om de zandloper – een bladzijde – om te draaien. Uitgever-Grafisch Kunstenaar Gerrit Westerveld heeft daar meesterlijk vorm aan gegeven door de titel van de bundel en de naam van de dichter ondersteboven ten opzichte van elkaar te plaatsen. Om ze te lezen moet je de bundel omdraaien. Een kunststukje dat eer bewijst aan een dichter die, als mens, als broeder-vrijmetselaar, weet dat er geen wereld is zonder samenhorigheid van woorden en van mensen in een zee. Een zee van taal en tijd.
____

Guy Commerman (2019). Verhalen van de zandloper. Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, 62 blz. € 18,00. ISBN 9789076644936

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...