LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Een Nederlands dichter/recensent in een ver buitenland

18 aug, 2019

Ooit was ik een enthousiast leraar Nederlands, maar de op handen zijnde formaliteiten, het minder bezig mogen zijn met literatuur, het creatief schrijven, de planning en de leerdoelen die mij in een ver verschiet wenkten, deden mij besluiten iets anders te gaan doen: ik werd welzijnswerker, politicus en eindigde als een schouwburgdirecteur met een burn-out. Ik belandde via mijn lieve vrouw die haar erfenis van oom Wim Kan en tante Corry Vonk in een Italiaans huis investeerde in een land dat in mijn jeugd een droom was geweest. Ik ben er gelukkig in mijn dorpje en in mijn langzamerhand ontstane artistieke vriendenkring van musici, toneelspelers, literatoren en dichters.

Overigens was het dertig jaar geleden het slechtste land waarin een Neerlandicus terecht kon komen. De kennis van buitenlandse talen was gering, de kennis van buitenlandse literatuur eveneens. Dieptepunt was toen ik op de afdeling linguïstiek van de Universiteit van Perugia, waar professor Meeter Nederlands onderwees (dat deed hij overigens ook op de Sapienzia in Rome waar Francesca Zagarese onder zijn leiding afstudeerde op Bertus Aafjes; hoe is het mogelijk) vroeg waarom de collectie Nederlandse taal- en letterkunde drie rijen voor elkaar in één kast was gepropt. Het antwoord was dat ‘la dottoressa’ die Italiaans onderwees had gezegd: ‘Ik heb een kast nodig. Gooi die Duitse rotzooi er maar uit’.  Daar ging Couperus, daar ging de Vlaamse taalkunde, daar ging de poëzie en de studie: die Duitse rotzooi’.
Maar ik hou nu eenmaal van mijn taal en gaf dan ook lezingen over ‘halen en brengen’, wat haalden wij uit Italië en wat brachten wij, waarbij mensen als Dirc Potter, P.C.Hooft, Rogier van der Weijden, Jacob Obrecht, Josquin des Prés (door mij consequent als Joosken van der Weijden betiteld, wat niet historisch is), Constantijn Huygens, Jan van Scorel ,Carel van Mander naast Couperus de revue passeerden. Door Couperus, en dit is terzijde, leerde ik ook zijn ‘Gouden wijn uit’ Orvieto te waarderen, de verrukkelijke Orvieto classico uit de plaats waar Jacobus de Kerle ooit kapelmeester was.

In de filosoof Sebastiano Giuffrida ontmoette ik een goede vriend en sparringpartner. Samen vertaalden wij een cyclus van elf van mijn gedichten: ‘Het Umbrisch Getijdenboek/ Le ore canoniche Umbre’ in het Italiaans, wat een zware maar bevredigende klus was. Een andere vriend, pianist Stefano Ragni, organiseerde een concert waarin hij bij de poëzie muziek zocht en een actrice, onze nieuwe vriendin Simona Esposito, de teksten in het Italiaans voorlas. Voorwaarde was dat ik mijn teksten in het Nederlands zou voorlezen. Ik raadde mijn publiek aan de ogen te sluiten en naar de muziek van de taal te luisteren. Ze deden het en ik zag ze meewiegen toen ik de tekst voorlas. Sinds die tijd doe ik dat altijd en het Italiaans publiek, natuurlijk een poëtisch publiek, geniet van de wonderlijk rijke melodieuze taal. Met Sebastiano belandden wij ook in een Siciliaanse poetisch/ muzikale /beeldende artiestenkring, waarbij de dichter Davide mij omhelsde, want ‘als twee dichters elkaar omhelzen lacht de hemel’. Waarvan acte.

 

Gisteren had ik weer een poëtische ervaring. Ik bezocht een lavendeltuin, akkers vol lavendel op de achtergrond Assisi op zijn helling met het kloostertje van San Damiano, een van de lievelingsplekken van Louis Couperus. Ik wandelde door een veld met witte lavendel. Daar was Joost van den Vondel, lid van de rederijkerskamer Het Wit Lavendel en daar was een klein vijvertje waarin te midden van andere waterplanten een witte waterlelie dreef. Ineens was er de lyriek van Frederik van Eeden in zijn prachtige kleine lyrische gedichtje over de waterlelie. Ik citeer het. En als ik dat doe ontstaat er een beetje heimwee en wijd ik mij maar aan het recenseren van de bundel die de onvolprezen Hans Puper mij toe heeft gezonden.

 

© Hans Franse

 

De Waterlelie

Ik heb de witte water-lelie lief,
daar die zoo blank is en zoo stil haar kroon
uitplooit in het licht.

Rijzend uit donker-koelen vijvergrond,
heeft zij het licht gevonden en ontsloot
toen blij haar gouden hart.

Nu rust zij peinzend op het watervlak
en wenscht niet meer….

(c) Frederik van Eeden

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...