LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

‘Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om objectief een gedicht te beoordelen.’

3 okt, 2019

Janine Jongsma-te Marvelde (1965) woont in Deurne en is dichter. Haar debuutbundel Gewoon logisch is in voorjaar 2019 uitgegeven door uitgeverij Voetnoot, Amsterdam. Haar werk is regelmatig genomineerd of won een prijs. Zij publiceerde in vele bloemlezingen en in  literaire tijdschriften, zoals Kluger Hans en Sla/Avier.
Alja Spaan stelde haar een paar vragen.

 

Hoe ben je bij Meander terechtgekomen? En wat doe je bij Meander?
Ik volg Meander al vanaf 2006. Ik heb jarenlang fijn gestruind door alle gedichten en las de bijbehorende interviews met de dichters. Ik had altijd al de wens om meer te doen met poëzie dan alleen het schrijven ervan. Toen Meander een andere opzet kreeg, vanwege het overlijden van Rob de Vos, zag ik daar een aantal namen voorbijkomen van dichters die ik redelijk goed ken. Zelf was ik bezig met het schrijven van mijn eerste bundel dus daar ging mijn aandacht naar uit. Maar op het moment dat die bij de uitgever lag, zag ik dat jullie mensen zochten en dus heb ik mij meteen aangemeld. Ik organiseer nu de Rob de Vos-prijs met veel plezier! Het is voor mij heel speciaal om, na tien jaar als deelnemer aan wedstrijden, nu aan de andere kant te staan. Dat was een grote wens van mij: organiseren of jureren. Ik leg er veel eer in om alles integer te laten verlopen met veel aandacht voor de deelnemers. Zij hebben een hoofdrol, de jury heeft de belangrijkste bijrol en ik sta achter de coulissen.

Kun je je herinneren hoe je met poëzie in aanraking kwam?
Bij het vak Nederlands op de middelbare school was er veel aandacht voor literatuur; helaas maar weinig voor poëzie. Thuis stond de boekenkast bomvol maar dichtbundels ontbraken. Joost van den Vondel stond er overigens wel in. Ik geloof niet dat ik die destijds ooit gelezen heb. Zelf schreef ik wel eens een gedicht maar dat was mijn gevoel omzetten naar rijm. Jaren later, eind 2001 zat er een pakketje met mijn naam in de brievenbus. Daar zat de kunstagenda 2002 in die ik helemaal niet had besteld. Die agenda stond vol met gedichten. En de wereld van poëzie ging voor mij open. Ik bladerde van Hans Warren, Rutger Kopland, Gerrit Achterberg naar Jean Pierre Rawie en Eva Gerlach tot ik bij het gedicht kwam van Michiel van der Plas ‘Vader’ geheten. Dat gedicht raakte mij diep. Het hoort niet voor niets bij mijn favorieten gedichten. Mijn vader overleed onverwacht toen ik zwanger was van mijn oudste zoon. En Michiel van der Plas gaf gestalte aan dat gevoel van gemis en weemoed.  Ik heb het gedicht ingelijst en het heeft jarenlang op het dressoir gestaan. Ik heb nooit geweten van wie die kunstagenda afkomstig was, maar ik heb hem nog steeds. Het ingelijste gedicht uiteraard ook.

Het beoordelen van poëzie is tamelijk subjectief. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om objectief een gedicht te beoordelen. De eigen smaak en zienswijze zijn immers vaak leidend. Maar ook kennis van poëzie en taal speelt mee. Ik denk dat bijna iedere dichter het wedstrijdelement in de poëzie om die reden dan ook vervloekt. Ik dus ook! Maar toch willen nog ongepubliceerde dichters wel meedoen om hun werk te kunnen toetsen. Vandaar dat ik ook altijd heb meegedaan. We worden sinds de komst van het internet overspoeld door mensen die zich op het schrijven van gedichten storten. Als serieuze (amateur)dichter heb je hieronder te lijden want door deze laagdrempeligheid zie je soms door de bomen het bos niet meer. Het is een bevestiging als je boven komt drijven bij een serieuze wedstrijd. Je gebruikt een beoordeling om te leren en je dichtwerk te verbeteren. Je leest het werk van de andere deelnemers en daar leer je ook van. Ik weet uit ervaring dat de organisatoren van wedstrijden in alle ernst hun werk doen. Als er staat dat een gedicht anoniem beoordeeld wordt dan kun je ervan op aan. Daarnaast zorgen ze voor een kundige jury. Die weet het kaf van het koren te scheiden. Bij de Rob de Vos-prijs is het niet anders en is de samenstelling van de jury daarbij ook zeer divers. Niet alleen qua leeftijd en sekse, maar ook voor wat betreft smaak en zienswijze. Daarnaast hebben alle leden van de jury hun sporen ruimschoots verdiend, waardoor ze in staat zijn om op kwaliteit te beoordelen. Omdat de jury alle gedichten anoniem onder ogen krijgt en een rapportcijfer geeft, komt hier dan ook op de meest eerlijke manier een winnaar uit.

De Turing Nationale gedichtenwedstrijd bestaat tien jaar en vanaf de eerste dag was ik groot fan en ik deed dan ook trouw mee. Ik eindigde vanaf 2009 altijd in de top 1000 en twee keer in de top 100 dus ik ben bevooroordeeld voor wat betreft het voortdurende commentaar op de Turing. Vanaf de eerste editie was er veel kritiek op het feit dat je uit tienduizend gedichten onmogelijk één winnaar kunt kiezen. Want hoe moet je nu een klassiek sonnet vergelijken met een ludiek gedicht? Dat ligt immers te ver uit elkaar. Maar ook; wie bepaalt wat een goed gedicht is? Wie zijn die critici van het tijdschrift Awater die de eerste JA/NEE ronde doen? En waarom ziet de jury alleen de gedichten uit de top 100? Persoonlijk had ik die vragen ook. Tegenwoordig besef ik dat het onmogelijk is voor de eindjury om een paar duizend gedichten te lezen. Het eerste jaar kwamen er meer dan 16.000 gedichten binnen! Dat is na tien jaar zo ongeveer gehalveerd, maar dan nog. Ga er maar aanstaan!
Het is logisch dat een groep mensen het voorwerk doet. Plus de laatste 1000 allen voorziet van een beoordeling. Over de kundigheid van die mensen kun je gaan twisten maar waarom zou je? Wees blij dat die groep mensen van de Turing de hele wedstrijd mogelijk maakt. Kun je uit duizenden gedichten één winnaar kiezen? Nee, dat denk ik niet. Ik meen dat bij de laatste 100 de eindjury van dat jaar leidend is. Dat is overigens hun goed recht. Ook zij zullen een top 10 overhouden waarover gestemd gaat worden. Dan zal uiteindelijk de smaak en zienswijze van die eindjury de keuze bepalen. Want een beoordeling van poëzie is en blijft voornamelijk subjectief.  En toch, niets is leuker en eervoller dan als (amateur)dichter door te dringen naar de laatste 100. Maar je kunt aan die publicatie niks ophangen. Zie het als een mooie prestatie, leer ervan en ga verder met dichten. Ik geloof wel dat de bundel met de laatste 100 gedichten ieder jaar een interessante afspiegeling is van de amateurpoëzie in Nederland en België. Tot slot, ik vind het geweldig dat ook bekende dichters anoniem meedoen. En ja, ook hun gedichten sneuvelen soms al in de eerste ronde.

 

Drie eigen gedichten:

Sommige dingen zijn gewoon logisch

Sommige dingen zijn gewoon logisch
in ons huis kun je overal je voeten vegen
het tegeltapijt heet je honderd keer welkom
maar als de bel gaat doe je niet open

Wij zijn erop getraind om ter plekke neer te vallen
ons achter de bank te verstoppen
of desnoods in het gordijn te wikkelen
niemand maakt een enkele beweging

Wij zijn erop getraind dat de indringer niet opgeeft
roerloos seinen we met onze ogen richting voordeur
want er volgt steevast nog een tweede poging
die van het langdurig de vinger op de bel houden

Wij blijven in de houding zonder een krimp te geven
want we willen niet onbeleefd overkomen
op mensen die weten dat we thuis zijn
en door het venster staan te gluren
Donderdag

In haar keel wonen merels
ze voert ze thee met honing
en heel veel pottertjes

Bij de eerste zangnoot
fladdert er een jonge merel uit haar mond
hij landt op het aanrecht
kijkt mij brutaal aan
en pikt een pottertje

Dan trekt mijn moeder haar keel open
Merels vliegen met tientallen uit haar mond
de parkiet gaat tekeer

Ze vliegen in de lucht
van haar blauwe keukenschort
door de wolken van het witte plafond

Ze vliegen in koor door de huiskamer
door de open achterdeur
naar de hoge bomen in de zon
Daar wachten ze tot de avond valt
tot mijn moeder naar buiten komt
in haar mooiste kleren op tikkende hakjes
Op de fiets

Wij zijn een drie-eenheid op de fiets
jullie zijn mijn kleinste deeltjes
één voorop en één achterop

Wij racen door het universum
onze fiets een rollende baarmoeder
alle lichten springen op groen

Komt er een wolk voor dan bel ik
hard en dringend dat wij het zijn

Komt er vrachtwagen ons tegemoet
dan blaast ons wereldgebouw die omver

Niemand kan ons stoppen in onze
race tegen alles wat ons bedreigt
dat laat ik niet toe

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...