LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

‘Het is wellicht zelfs de enige rechtvaardiging voor het bestaan van de kunstenaar, het doorgeven van de kunst. ‘

17 okt, 2019

Gijs ter Haar (1963) is vooral bekend als slammer, en een heel goede: De ‘Godfather’ noemt Alexis de Roode hem op het achterplat van Voor de zwijnen. Vaak blijft er van slam op papier weinig over, maar bij Ter Haar is daar geen sprake van. Deze laatste bundel – prachtig uitgegeven, met illustraties van Peter Zuur – bevat een aantal zeer goede gedichten.
Zowel Sacha Landkroon (SL) als Alja Spaan (AS) gingen met hem in gesprek.

foto Gerda Kalmann

 

SL: Een paar jaar geleden sloeg een monument van een kerel me op de schouder na een optreden in Groningen. ‘Je was goed’, zei hij. Ik schrok me een ongeluk. Hij zei er nog achteraan dat ik niet bang hoefde te zijn en dat hij alleen maar aardig wilde zijn. Pas anderhalf jaar later, toen ik me voorbereidde op mijn eigen deelname aan de finale van het NK poetryslam, kwam ik erachter dat die kale kerel Gijs ter Haar, de ongekroonde koning van de vaderlandse slammers, was. Mijn excuses. Is het ontdekken en stimuleren van jong talent iets waar je voldoening in vindt?
Absoluut, is dat niet de zin van alle kunsten? Het uitdragen van de passie, het bewegen van anderen. Het is wellicht zelfs de enige rechtvaardiging voor het bestaan van de kunstenaar, het doorgeven van de kunst. Het werk is niet meer dan een middel tot doel. Het gaat er niet om dat je er naast kan staan en zeggen, ‘kijk eens, mooi hé? Heb ik gemaakt, blablabla.’ Het gaat erom in hoeverre je mensen ermee weet te raken. ‘Om al wat levenloos ademt en is, tot een ademloos levend zijn te dwingen.’

AS: Toen ik je vroeg voor dit interview, zei je ‘graag’ en sloot je af met ‘Poetry to the People – als niemand je snapt weet je niets te delen’. Is het delen zo belangrijk voor je? En moet dat via een performance? Want daar ben je goed in – je bent een heel goede slammer en hebt tal van optredens gedaan.
Ja, dat ‘Poetry tot the People – als niemand je snapt weet je niets te delen’ staat standaard onder elke mail, haha. Maar niet voor niets natuurlijk. Ja, het delen is belangrijk. ‘Ontleed mij tot ik weet waarvan jij bent gemaakt.’ En met delen bedoel ik in de breedst mogelijke zin. Je zult ook geen hermetische poëzie van mijn hand aantreffen, ik hou van simpel en kaal, gewoon Nederlands. Dat iedereen het snapt. Performance is slechts een medium, net als papier, al heeft het een andere charme en neem je het op een andere manier op. Hoe dan ook moet het allebei staan als een huis.

AS: Je bent veel in contact met je publiek en toch lijk je ongrijpbaar als je daar staat. Kun je vertellen wat er gebeurt op het podium?
Ik kom wel in een andere staat van zijn, zeker. Ik laad mezelf ook op en breek als ik begin als het ware open. Het contact is essentieel, ik wil elke luisteraar in de ogen zien. Al moet ik van het podium stappen. Alsof je samen in een huiskamer zit, zo dichtbij wil ik het hebben. Ik ervaar het elke keer weer als intens, een trance bijna. In die intensiteit kan ik teruggrijpen op oud zeer of geluk, mijn sentiment of euforie in. Ik moet na een performance altijd weer even landen.

SL: Het is geen publiek geheim dat je het nodige hebt meegemaakt in het verleden. Toch draag je in je dichterschap passie uit, terwijl je ook had kunnen verzanden in dood en verderf. Waar is die passie in jouw leven eigenlijk vandaan gekomen?
Ik heb eigenlijk geen idee, het is in ieder geval niet aangeboren of van huis uit gestimuleerd. Op het moment dat ik de poëzie ontdekte zat ik behoorlijk diep. Ik vond berusting in het lezen en het schrijven, dat werd enthousiasme. Pas toen ik merkte dat er waardering was voor wat ik schreef werd het een passie denk ik. 

AS: Je geeft workshops performen en vertelt ook graag op scholen over je passie voor poëzie. Is het dat je ze iets wilt leren of waarschuwen; ik bedoel, is het meer dan je eigen enthousiasme voor de poëzie?
Ik wil ze iets leren. Ik wil ze graag laten zien hoeveel schoonheid er in de taal te vinden is, hoe de taal bergen verzetten kan of juist tot totale verstilling kan leiden. Hoe ze tot inzichten kan komen, tot een groter begrip van de wereld om je heen of de eigen gevoelswereld.

SL: Je schijnt de reputatie van ‘boze poëet’ te hebben. Is dat een reputatie die je koestert of zou je dat liever anders zien?
De Volkskrant schreef dat een keer, lang geleden. Mijn poëzie en mijn voordracht waren toen bozer dan heden ten dage, ik ben milder geworden. De reputatie blijft kleven. De boze poëet, de Godfather of Dutch poetry slam, het zijn titels die je van anderen toebedeeld krijgt. Ik koester het niet omdat het niet van belang is, ik vind het wel leuk. Het betekent dat je een indruk hebt achtergelaten, in die zin kun je het zien als een compliment.

AS: Is het een stigma de karakterisering ‘van crimineel tot junkie tot dichter’. In hoeverre kies je daar zelf voor? En is zo’n typering erg?
Wederom een krantenkop. Ik zie het niet als een stigma, het is de feitelijke waarheid. Aangezien ik altijd open ben over mijn verleden kun je verwachten dat het een keer gebruikt wordt in een verhaal. Ik vind het niet erg. Ik kom van diep en ben dat op eigen kracht ontstegen, daar ben ik trots op. Als dit verhaal een ander moed kan geven om een andere richting in het leven in te slaan rechtvaardigt het zijn bestaan.

SL: Je zegt dat poëzie je leven heeft gered, maar is deugen op zeker moment ook niet gewoon een keuze? Geef je jezelf wel genoeg credits voor de ‘ommekeer’?
Uiteraard is het ook een keuze. Maar poëzie was de trigger die ik op dat moment nodig had. De rest was puur discipline en vechtlust. Ik heb een geweldige eigenschap: ik geef nooit op, daar ben ik te eigenwijs voor.

SL: Denk je dat je uiterlijke verschijning op het podium ook iets te maken heeft met de manier waarop mensen je teksten beoordelen? En als dat zo is, is dat terecht?
Ik denk dat het zelfs in het voordeel werkt, laten we wel wezen, ik zie er niet uit als de doorsnee dichter. Eerder als de mens waar je met een boogje omheen loopt. Als je die man dan ziet voordragen kun je niets anders dan je eigen beeld bijstellen. Het werkt dus eerder andersom, door het voordragen van mijn teksten wordt de mens Gijs ter Haar anders beoordeeld, meer als de mens die ik ben.

 

 

Aanschouw mij hier

bezie en vrees dit buigend beeld
van been en bloed, dit scherend schip
van pezig vlees, hoe goed het oogt
een God gelijk, een Christus
aan een krullend kruis, een huis
van dwang en drift ontdaan

en los van dat

hoe alles valt of vallen zal
tot ruis vergaan, tot zelfs een naam
geheel onuitgesproken blijft
dat niets beklijft, alles rot
opgaat in een zwarter gat

maar bovenal

de huid nooit meer is dan een jas
waarin de last te lezen staat
die liefde heet maar leven laat
en dat niemand aandurft
mij de adem te benemen

SL: Ik heb begrepen dat je je eerste tatoeages eigenhandig hebt gezet in een Duitse jeugdgevangenis. Zijn er momenten geweest dat je terug wilde naar die dag om jezelf tegen te houden?
Nee nooit. Die tattoos waren er hoe dan ook wel gekomen. Ik heb altijd al de aandrang gehad me te willen onderscheiden, hoewel je vandaag de dag wellicht eerder opvalt als je geen tattoos hebt.

SL: Als getuige van het feit hoe je je jeugd kunt verliezen door de omstandigheden waarin je opgroeit, heb je dan een wijze les voor mijn dochter van 5 op haar weg naar volwassenheid?
Voor haar niet, voor jou misschien wel: koester haar, draag haar op handen, ongeacht de fouten die ze onherroepelijk gaat maken. Zorg dat je er bent in elke situatie. Leer haar van schuld en vergeving, leer haar liefde. Al het andere zal ze zichzelf toe-eigenen.

 

Ssssst

hier huizen duivels
je ziet ze niet, ze slapen

ingebakerd in gebeden
van een prevelende dwaas
achter de deuren van weleer

maar altijd daar
een onderhuidse jeuk
die onuitgesproken blijft

als schurft op een dooie hond

haal ze nou niet aan
en bovenal vertel me niets
van wiegeliedjes

 

SL: Stel er wordt op zeker moment een Gijs ter Haar-talent-award in het leven geroepen. Waar moet de eerste winnaar van die prijs aan voldoen?
Hij/zij zou de performance tot in de puntjes moeten beheersen. Zonder truckjes of poespas. Het mag niet gespeeld zijn. Ik prik ook dwars door het verschil in gezochte poëzie of geleefde poëzie heen. Dat is het eerste denk ik. 

SL: We gaan even terug naar de finale battle op het NK poetry slam tegen Else Kemps. Ik heb die battle talloze keren op youtube bekeken en verbaas me er nog steeds over. Zonder Else tekort te doen, wil ik je vragen waarom jij denkt dat Gijs ter Haar geen Nederlands Kampioen werd die avond. Zou je achteraf gezien, naar je eigen idee, iets anders hebben moeten doen om die battle wel te winnen, of is het goed zo?
Het was derde keer dat ik de finalebattle stond, de derde keer ook tegen iemand die in die battle uit een boekje te lezen stond. Waarom ik geen kampioen werd is niet zo moeilijk, ik heb geen bus klapvee bij me. Als ik kijk naar alle winnaars van de laatste jaren, zeker de jaren dat ik meedeed, zie ik alleen winnaars die uit Utrecht komen of daar woonden of studeerden. Dan is het niet zo moeilijk om je te verzekeren van het hardste applaus. Let wel, ik zeg dit zonder verbittering. Dit is poetry slam en als je daar niet mee om kunt gaan moet je niet slammen.

AS: In 2017 gaf uitgeverij De Muze de prachtige bundel Voor de zwijnen uit. In de recensie staat ‘Alles is anders geworden en tegelijkertijd blijft veel hetzelfde’. Is dat jouw uitleg voor de titel? Heeft het zin bedoel ik? En zijn we ooit klaar?
Nee, dat is niet mijn uitleg, het is mijn recensie niet. Hoewel het een waarheid als een koe is. Sinds ik schrijf heeft mijn leven een drastische wending genomen, ik ben niet meer de mens die ik 25 jaar geleden was en toch ben ik geen steek veranderd. Of het zin heeft weet ik nog steeds niet zeker. Heeft iets überhaupt zin als we weten dat we de dood eigenlijk vanaf de geboorte in de ogen zien? Ik denk het wel. We leven, we zijn gezegend met dat feit. Zijn we ooit klaar? Ja, in die zin dat we het stokje ooit doorgeven.
‘Als ook alles overgaat, niets ging ooit verloren.’

 

 

Binnen blijven

er is het licht op de lamellen
er is een buiten waar een vogel
fluitend van zich weten laat
ik hoor hem niet

dit is de kamer waar het zwijgen
grijnzend voor zich uit te staren staat
hier is een tafel die we deelden
in beelden die ik achterliet


daar ligt de as van ons vergaan
in de kast staan blanco boeken
en dit zijn toch echt mijn handen
van afgedragen vlees

hier staat de stoel waarop ik zit
met rafels aan mijn randen
al wat rest ligt in de hoeken
dit is wat ik vrees

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...