Jan J.B. Kuipers publiceerde zijn eerste gedicht in 1982 (Appel). Sinds 1990 is hij co-redacteur van literair periodiek Ballustrada. Hij was stadsdichter van Middelburg (2005/2006) en publiceerde sinds 1988 dik 70 boeken als publiekshistoricus, prozaïst, jeugd- en SF-schrijver en dichter. Net verschenen: De Hanze. Kooplui, koningen, steden en staten (WalburgPers).
foto Heleen M.D. Dekker
–
Augustus de Sterke heeft uit Polen bevolen
Een stenen landschap dat zichzelf omkringt
Putti bestaan door slavenarbeid van zon en maan
De lijn uit nergens die tot wufte ronding dwingt
–
In een feestpaleis komen zeven planeten dromen
Geestgekwetter van duizend opgedofte gasten
Wij willen ons van het leven zelf verschonen
Achter een kamerscherm vlees als goud betasten
–
De bijna-keizer weegt als zijn ontelbaar kroost
Herculische bijslaap, aan hoven gnuivende mare
Oorverdovend ruisen rokken, kom, nóg een toost
Gewichtloosheid: het oogmerk van het zware
–
Terugtrekken op het laatste bastion
Lage rugpijn verkondigt het blekend skelet
In het veld van eer bloed en drek
Houtskoolstrepen, schaduwen van sjako’s
–
Alles is nu opgebrand
De dogma’s knisperen nog zacht
In de verte het grijze huilen van wolven of
Soldaten, vermaagschapt met de wind
–
Binnen willen ze komen, allemaal
Sper de deur voor elk onheilspellend kind
–
Het eenzame, dikke meisje op de fiets
Waarom woon ik niet in een met klimop
Overwoekerde toren, het mag ook de stomp
Van deze molen zijn. De regen klettert gezellig
–
Op het provisorisch aangebrachte dak
Op het kanaal varen sleepboten voorbij
De hoogste pijpen van heel het verleden
Alles waait op de wieken steeds verder uiteen
–
Denk maar niet te veel aan vroeger, zelfs
De kleuren beïnvloeden elkaar daar
–
–
Elk laat zich treffen door de vuist van het ware
De wereld ligt dan zieltogend, én maar klagen
Nu en dan nog wat gekletter van de staart
Veren rommelig verspreid op het grindpad
–
Komen ze uit de vleugels van het meisje soms
Ze zeggen dat zoiets vaak gedichten baart