Roberta Petzoldt won dit jaar met haar bundel Vruchtwatervuurlinie de C. Buddingh-prijs, de prijs waarmee Poetry International ieder jaar het beste Nederlandstalige poëziedebuut bekroont. Daarvoor was ze te zien in twee Nederlandse speelfilms en doorliep ze de Rietveldacademie. Zelf noemt ze zich een performancekunstenaar.
Marten Janse bezocht haar atelier in Ruigoord en feliciteerde haar.
foto Tessa Posthuma de Boer
Van harte gefeliciteerd! Ben je blij met je prijs?
Heel blij! Ik ben Nederland schatplichtig en draag graag iets bij, maar dan wel op een manier die bij mij past. Niet door mij aan te passen aan het systeem in een negen-tot-vijfjob.
Wat is er allemaal aan je bundel voorafgegaan?
Ik was zeven jaar toen ik mijn eerste gedicht schreef. Ik ontdekte dat beertje en peertje op elkaar rijmen en dat vond ik aantrekkelijk. Al snel stond er ook een verhaaltje in de schoolkrant en dat gaf wel een stimulans. Ik denk dat toen de kiem is gelegd. Op de middelbare school is dat weer wakker geschud toen ik het gedicht De duif van Vasalis las. Ik herkende zo duidelijk de sfeer uit dat gedicht en dat ze dat zo had weten te raken in een paar zinnen… Dat wilde ik ook, dat was magie!
Poëzie werd voor mij een manier om in een parallelle werkelijkheid te stappen en daarin te kunnen leven. Want ik werd steeds bozer en rebelser in m’n middelbareschooltijd. Er was daar geen dialoog, niemand die vroeg: Wie ben jij? We werden behandeld als iets waar alleen maar informatie in wordt gestopt. Ik vond school verschrikkelijk! In klas vijf van het gymnasium ben ik van school gegaan.
Ik heb eerst een jaar gewerkt en daarna alsnog mijn diploma gehaald in de avondopleiding bij leer- & leefschool Eigenwijs. Dat was echt een omslag, want ik wilde wel leren, maar op de reguliere school voelde ik mij zo gedwongen om deel te nemen aan een systeem waarvoor ik niet gekozen had. Daar werd ik depressief van. Bij Eigenwijs heb ik leren kiezen. Want als je voor iets kiest, dan voel je je geen slachtoffer meer, dan krijg je zelf de controle in handen.
Ik koos ervoor om te gaan reizen. Dat heb ik bijna een jaar gedaan: Nieuw-Zeeland (waar mijn grootmoeder woonde), Australië, Fiji, U.S.A. en Mexico. Later ben ik ook nog in India en China geweest.
Eigen keuzes… En toen koos je voor een opleiding aan de Rietveldacademie?
Ja, Beeld en Taal, zodra ik die tegenkwam wist ik: dit is iets voor mij! Ik wilde eigenlijk nooit meer naar school maar, deze opleiding kon ik niet weerstaan omdat het zo precies paste bij mijn grote liefde voor het beeldende en het woordelijke. En dat bleek ook. Van mij mag die opleiding wel zes jaar duren, maar het zijn er vier.
En toen ‘koos’ ik ervoor om in een film te spelen. Ik was bevriend geraakt met Eddy Terstall. We hadden samen een kunstproject gedaan in de Oude Kerk en hij vond dat ik als een soort tegenprestatie in zijn film moest spelen. Eerst wilde ik dat niet, want ik wilde de Rietveldwereld niet kwijtraken. Bovendien zou ik misschien niet meer serieus worden genomen als kunstenaar als ik mij zou profileren als actrice.
Na die film was ik ook wel bang om die glamourwereld in te worden gezogen. Ik moest naar premières en naar een filmfestival en op de rode loper. Toen heb ik gekozen om te gaan liften met een vriendin naar Oekraïne, onderweg muziek makend, weer weg uit het systeem. Een avontuur zonder geld dat, anti-kraak, uitmondde in een boerderij van Park de Hoge Veluwe. Ik koos ervoor om mij terug te trekken uit de maatschappij en creatief te rijpen. Ik tekende en schreef.
Toch was dat niet vol te houden. We waren soms te arm om eten te kopen. En ik kreeg ruzie met de boswachter. Omdat ik niet op de paden liepen. Dat escaleerde zo. Hij schreeuwde meteen en ging de politie erbij halen. En ik dacht wat stelt die man zich aan. Hij heeft ervoor gezorgd dat wij uit die boerderij weg moesten. Soms kun je uit zulk soort crisissen kracht putten. Maar op dat moment vond ik het niet leuk.
–
Toen ik leerde dat het leven niet gratis was
ben ik moed gaan verzamelen.
–
Eerst verzamelde ik moed om het recht in eigen hand
te nemen, ik stal een plastic diamant
uit de la van de juffrouw en gaf hem aan mijn klasgenoot terug.
–
Toen verzamelde ik moed om mijzelf te verdedigen
ik trapte het meisje dat mij treiterde onderuit.
–
Toen verzamelde ik moed om mijn stem te verheffen
ik schreef aan mijn school dat ze dood waren.
–
Toen verzamelde ik moed om weg te gaan
ik ging weg.
–
Toen ik wegging leerde ik dat het leven gratis was,
fietste naar een oerbos en douchte in een oerbeekje
dronk fanta bij een klif, en sliep in het gras.
–
Toen ik leerde dat je niet weg kan blijven, ging ik geld verzamelen.
–
Eerst ruilde ik uren uit mijn leven en kracht uit mijn spieren
toen ruilde ik mijn glimlach,
later ruilde ik gedachtegangen en kleuren die ik bij elkaar bracht.
–
Toen ik mijn paspoort kwijtraakte leerde ik
dat je moet betalen om te bestaan.
Toen begon ik na te denken of ik wel wilde bestaan
ik kon de tv niet meer aanzien, ging schoorvoetend
naar het stemhok en deed woedend mijn belastingaangifte.
–
Toen ik naar het bos vluchtte kreeg ik een boete
omdat ik in een rustgebied liep
toen leerde ik dat je moet boeten voor je rust.
Zelfs na je dood zijn de ligplaatsen duur.
–
Een kind wordt in een buggy gegespt, schreeuwt
omdat ze bewegen wil
ik heb nog niet genoeg moed verzameld om vrij te zijn.
–
–
Uit: Vruchtwatervuurlinie (2019)
Mooi om te horen, al die keuzes en consequenties, maar we zijn nog niet bij je bundel….
De bundel heeft zich als het ware zelf geschreven ten tijde van de Rietveld en in de jaren daarna. We hadden een schrijfgroep vanuit de Rietveld, met Bernke Klein Zandvoort, Pieke Werner, Annelein Pompe, e.a. Daarin wisselen we teksten uit. Matthijs Gomperts uit deze groep had een bundelpresentatie bij Van Oorschot en vroeg mij daarbij iets voor te dragen. Naar aanleiding daarvan heeft zijn redacteur contact met mij gezocht. En, nu ja, zo is het gekomen.
Kom je uit een talige familie? Schrijven je ouders ook?
Nee… -nou ja, mijn vader is met een boek bezig. Maar het is niet een bezigheid die ze veel deden. Wel was er veel spel met taal in de dagelijkse conversaties. Mijn moeder is mimespeelster en geeft les in improvisatietechniek. En mijn vader was hulpverlener en therapeut. Hij werkte een-op-een met een autist en die werd veel in onze familie geciteerd. Hij had geweldige vondsten.
Anne Vegter heeft me ook geïnspireerd. Ze woonde naast ons, was goed bevriend met m’n ouders en ik paste soms op haar kinderen. Ik maakte zo haar carrière mee vanaf de zijlijn. Het was niet per se dat ik dacht dat wil ik ook, maar heb er wel iets van meegekregen. Ik zag haar altijd keihard werken en begreep dit is wel een heel serieus beroep.
Ik denk ook nog aan de humor in onze familie. Daarin werd het talige aspect wel het meest uitgebouwd, bijvoorbeeld met zelfbedachte onomatopeeën. Met sinterklaas gingen we helemaal los. Mijn moeder had heel surrealistische dingen en mijn vader meer spiritueel-filosofische dingen. Dat waren wel de momenten dat we elkaar echt uitdaagden.
–
Ik wist voor het eerst dat het jaar een getal bezat
en schreef 1990 onder elke tekening die ik gemaakt had.
–
Mijn broer verbood mijn moeder de manke strijkplank
op straat te zetten
ik bewaarde scherven van de eerste koffiepot die ik zag sneuvelen.
Twee melancholische kinderen die als cipiers over
het huisraad waakten.
–
We huilden met het smelten van Sylvain de sneeuwman
de vriend die dankzij de gratie van het vriespunt leefde
en we begrepen dat je nooit iets twee maal maken kunt.
–
Onder de douche dacht ik:
Dit is misschien het hoogtepunt van mijn leven
staarde naar steeds veranderende waterregen
verbond de druppels op de badrand met elkaar.
–
Ik zag hoe mijn kindertijd eindig was
had heimwee naar de zelf die dit dacht.
–
Gehypnotiseerd door cohesie en zwaartekracht
liet ik de druppels tijd
langs mijn lichaam
door de afvoer glijden.
–
–
Uit: Vruchtwatervuurlinie (2019)
Waar vind je die uitdagingen nu?
Ik vind het podium nog steeds een van de meest magische platforms om kunst te communiceren. Voor mij als maker is het uitdagend om het daar te brengen, in opperste concentratie. Zoals ik het doe ben ik dan ook kwetsbaar. En dat voelt het publiek. Daardoor gaan ze als het ware met je meebewegen en je mede dragen. Een performer die totaal in controle is, is een beetje saai om naar te kijken. Maar als je voelt dat het valt of staat bij de vraag of het publiek je ontvangt, dan ontstaat er een balans waardoor er een bepaalde uniciteit in het moment ontstaat.
Ik roep sferen op in mijn gedichten. Sferen die naar boven wasemen en waarbij het de kunst is om die te registreren en daarop in te zoomen met je aandacht. Je stapt bijvoorbeeld op de fiets om bij de Praxis een leertje te gaan kopen voor een lekkende kraan. En dan komt er zomaar een gedachte bij je op aan iets van zes jaar geleden waar je nooit meer aan had gedacht. Je kan het laten ontsnappen, maar je kan ook proberen om het vast te pakken. Niet vanuit de logica waarom komt deze gedachte nu op, maar als materiaal waarop je verder kunt associëren met gedachtes, beelden en sferen. Als het je lukt om dat spoor te volgen, komt daar soms een mooi gedicht uit.
Die kwetsbaarheid bij het voordragen daarvan is geen pose of effectbejag, maar mijn manier om mij bloot te geven en het publiek uit te nodigen om mij echt te zien en mee te reizen in wat ik te vertellen heb.
Wat een verschil lijkt mij dat met een rol in een film!?
Nou, met acteren probeer ik mij het verhaal eigen te maken zodat ik ook dat uitnodigend neer kan zetten, maar het is en blijft het verhaal van iemand anders. Als maker vertel ik mijn eigen verhalen en als actrice speel ik de verhalen van iemand anders. En dat kan ik alleen als het een verhaal is waar ik mee in kan stemmen, dus bijvoorbeeld geen horror of cynisch nihilisme. Dat staat gewoon te ver bij mij vandaan. Ik doe geen dingen die voor mijn gevoel afbreuk doen aan de waarde die het leven voor mij heeft.
–
Hart is te vaak gezegd in gedichten
daarom zeg ik het tegen mijn moeder.
–
Ze ziet de lucht spiegelen
–
ze kan het nieuws niet meer aanzien. Het lijkt te veel op het ouds.
In stilte kan je beter geloven, wat je nog nooit zag.
–
De grootste lichamen die ooit geboren werden
zwemmen in planeetdiepe wateren.
Rond de kruin van de aarde danst de dubbele helix
het ontroerende DNA van de god RA.
–
Maar het zou nooit ontroeren als zij het niet zag
een blinde zonnestorm.
–
Ik leg haar op het gras, plant de bomen die zij droomde
de blauwe bloemen en vlecht een beekje onder
de bloesem door. Ik ken die dingen.
–
Binnen in de aarde een echo van de zon.
We zien het hartje kloppen. Empathische dieren
verzamelen zich fladderend, krabbelend en vol
verwachting rondom de buik.
–
Een röntgenfoto van de zon.
Het is moeilijk om te geloven
wat je ziet.
–
Het vruchtwater drijft vol plastic. Wetenschappers
proberen gebeden in formules te vangen. Kunstenaars
zoeken de muze met een rekenmachine.
Gelovigen vervangen het recht van de mens
met het recht van de vroomste. Politici kopen hun stemmen
en betalen met kinderen. Geen hand is schoon
alle tranen blijven zich herhalen in de dampkring.
–
Waar het hart ongeboren is, leven de tegenstellingen
in afschrikwekkende eenzaamheid.
De vliezen barsten, een zondvloed, vulkanen
baren de nieuwe aarde.
Drie dagen duisternis voordat de baby haar ogen opent.
–
–
Uit: Vruchtwatervuurlinie (2019)