LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Kurt De Boodt – Wake

15 jan, 2020

Rijm, misschien beter van niet

door Maurice Broere




Wake van Kurt De Boodt bestaat uit de afdelingen: ‘Dag, dochter’, ‘De klank van de klas’, ‘Kaputt’ en ‘Couplet’. Elke afdeling is voorzien van een motto. Behalve de afdeling ‘Couplet’ bestaat de bundel uit sonnetten. Het sonnet is vanouds een favoriete dichtvorm. Om de een of andere reden is het prettig in het keurslijf van veertien regels te dichten. Talloze grote dichters bedienden zich van deze dichtvorm. Wie kent niet de sonnetten van Perk, Dèr Mouw, Bloem en Nijhoff? Het getuigt in mijn ogen wel van moed om een bundel met overwegend deze dichtvorm te vullen.

De Boodt dicht overigens niet in de moderne vorm maar richt zich enkel op klassiek sonnet. Hij heeft zich dus niet alleen beperkt door vorm, maar heeft ook rijm gebruikt. Wat drijft een dichter in de eenentwintigste eeuw om rijmende gedichten te schrijven? Rijm beperkt enerzijds, maar geeft wel klankrijkdom, zeker als het vanzelfsprekend wordt ervaren en een gedicht organisch aanvoelt. Gekunsteldheid echter ligt altijd op de loer, want je moet van goeden huize komen om het natuurlijk te laten klinken. Nijhoff en Dèr Mouw konden dat als geen ander. Een hedendaagse dichter als Jean Pierre Rawie slaagt daar ook meesterlijk in.

De Boodt stelt mij op dit gebied een beetje teleur, sommige woorden komen op mij over alsof ze er met de haren worden bijgesleept, zoals in de tweede strofe van ‘Drang’:‘Toen jij dan kwam, bleek je zo hulpeloos. / Veulens staan meteen op eigen benen. / Jij zwom naar ons toe, vouwde jouw genen, / ontplooide, bleek als een zomerdagroos.’ Op mij komt de combinatie ‘benen en genen’ in dit verband bepaald niet natuurlijk over en ook ‘zomerdagroos’ in combinatie met ‘bleek’ leek me onzinnig, omdat een roos in mijn ogen niet bleek is, maar juist een bloem met een duidelijke kleur.

Nog een voorbeeld lezen we in de tweede strofe van het gedicht ‘Verwachting’: ‘Ze beantwoordt aan elke verwachting / waaraan ik haar niet eens bloot wil stellen. / Verstomd vergat ik tenen te tellen. / lief elfje, dag, vanzelfsprekend lachding.’ In de tweede zin is de woordvolgorde geweld aangedaan en voor het rijm onnodig. Normaal zou je zeggen: waaraan je haar niet eens wil blootstellen, maar misschien is dit Vlaams. ‘Verwachting’ en ‘lachding’ is in mijn ogen te gezocht. Misschien is het wat kinderachtig om op deze dingen te letten, maar waarom zou je je beperken als je daarmee de zeggingskracht geweld aandoet?

Uit de afdeling ‘Dag, dochter’:

Gift

Thy gift, thy tables, are within my brain
Full charactered with lasting memory
William Shakespeare, Sonnet 122

Jouw schrift, jouw gift, staat in mijn brein gegrift.
Jouw woordenvloed, van vroeg dada-gebral
tot dwaalbericht en fluo post-it-drift.
Elke bladzij ‘jij’ schroeft de keel dicht, balt

tot nieuw begrip, een smekend isme.
Nu blijft het droog. Het geheime dagboek
houdt je niet langer hier. Stift krast ‘mis me’
in citroensapinkt, white spirit op doek.

Licht mijn schedelpan, bevrijd cel na spleet,
kraak de code als gliefen in graniet,
lik amandelpitten voor ik vergeet
hoe ik dreef tussen prikkel en dendriet.

Hier gloei jij vandaan. Je beschrijft een baan,
laat zon, sterren, maan versteld van jou staan.

De meeste gedichten zijn Petrarca-sonnetten, 14-regelige klassieke sonnetten. Leuke bijkomstigheid is dat de dichter in dit geval niet alleen een motto uit een sonnet van Shakespeare heeft gekozen, maar ook voor een Shakespearesonnet, oftewel Engels sonnet. Het is één grote demonstratie van vaderliefde. Je voelt de trots in elke regel. Hij heeft genoten van alles wat de dochter bij hem teweegbrengt van de vroegste kinderjaren totdat ze op eigen benen gaat staan en hij haar aan de wereld gunt.

Men zegt dat opvoeden loslaten is. Dat verwoordt De Boodt heel aardig in de tweede strofe. Hij mist haar, maar laat dat niet merken en schrijft het als het ware in onzichtbare inkt op of schildert het op doek met terpentine (‘white spirit’).

De titel spreekt voor zich: zijn dochter is voor hem een ‘gift’, hij gunt haar de wereld, waar zij bewondering kan oogsten. ‘Gift’ is ook haar dagboek, haar geschiedenis. ‘Gift’ kan ook duiden op gave, begaafdheid. Heerlijk polyinterpretabel, zo hoort dat in poëzie.

Uit de afdeling ‘De klank van de klas’:

Klim

In de rij, in ganzenpas, naar de klas.
Jasjes aan de kapstok, armpjes gekruist.
Jezus is je vriendje. Houd op je plas.
Mama wast je eikel. Rood is onjuist.

Knip langs de lijntjes. Kom maar in de kring.
Zakdoek leggen, niemand zeggen. Zit stil.
Schrijf binnen de lijntjes. Blijf van je ding.
Tl-buizen suizen. Weg is je wil.

Op de speelplaats mikt pijn op je oogbal.
Je klapt de tijd stil. Hier ontsnap ik aan.
Je schrikt van dat ik, als iets dat plots zal,

laat medespelers als verloren staan,
klimt uit het raam dat uitkijkt op het dal.
Oud, stout kindje, ga hier maar gauw vandaan.

De dichter lijkt geen prettige herinneringen overgehouden te hebben aan onderwijs en opvoeding. Veel komt neer op discipline en indoctrinatie. Veel plichten en verboden waardoor je wil wordt gebroken, totdat er een moment komt dat je eruit breekt en je een ‘stout kindje’ wordt. Wel een ‘oud, stout kindje’. Uiteindelijk komt het dan toch nog goed en kom je los van de opvoedings- en onderwijsdwang. Jammer is de detonerende regel elf, die ik als stoplap zie. Verder is het een aansprekend geheel waarin veel te genieten valt van assonanties die zorgen voor klankspel.

‘Zoom’ uit ‘Kaputt:’

Zoom

Onder ons snurkt Brothers naaimachine
Ze droomt van heelkundige patronen.
Adem stikt het ritme van slaapdemonen
tot een bolhoedmannetjeslawine.

Brother wacht
Brother wacht vol ongeduld
Brother wacht volbloedig bol
je herstel
.                     niet af
.                     niet af
.                     niet af.

Sneeuwwitte handen aaien je huid glad.
Uitgestreken klots je op de naaldplaat.
Blindzoomvoet walst alles mooi in de plooi.

Brother heelt
Brother bindt
Brother is .                 je beste vrind.

Blijkbaar begon het aangemeten sonnettenpak te knellen, want zoals de titel van de afdeling doet vermoeden, gaat hij toch op zoek naar het experiment en je voelt de bevrijding, waarin de vorm niet langer dwingt en rijm meer toeval lijkt. De allusie op Paul van Ostaijens ‘Huldegedicht aan Singer’ is niet te missen. Grappig is dat De Boodt gekozen heeft voor Brother en eigenlijk een eigentijdse versie geeft van de klassieker. Aardig in dit verband is dat Brother ook printers maakt en wat doet een dichter anders dan geprinte patronen geven?

Wake geeft een dubbel beeld, waarom zou je je beperken met rijm als het misschien mooier klinkt zonder. Aan de andere kant levert De Boodt aansprekende poëzie van een vader die zijn dochter bezingt. Het lijkt wel goed te komen aan het eind van de bundel als de dichter zich loszingt van zijn zelfgekozen beperkingen.
____

Kurt De Boodt (2019). Wake. Wereldbibliotheek, 63 blz. € 20,99. ISBN 9789028450134

     Andere berichten

Jan Holman – Jaag de veulens weg

Het verleden als obstakel voor vernieuwing door Paul Roelofsen - - Een verontrustende titel, die bij mij direct de vraag opriep waarom...