Ludo Bleys (Duffel, 1951) is master in de rechten en in de wijsbegeerte. Hij woont in Mechelen. Een aantal van zijn gedichten werd gepubliceerd in de bloemlezing Het Gezeefde Gedicht en in Poëziekrant. Zijn ervaringen als vrijwilliger in de palliatieve thuiszorg en als voogd van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen zijn sterk aanwezig in zijn debuutbundel Link (Uitgeverij P, oktober 2019). De tweede druk van deze bundel verschijnt in februari.
foto Marjan Knockaert
–
dat je gebeente met huid is overtrokken
binnenin een pomp die tot de verste uithoek stuwt,
dat je kan denken met een handvol kwabben
en dat een spier je glimlach in de lijnen legt,
dat een kaakgewricht kan bijten
en een maag volautomatisch voedsel kneedt.
–
dit is een lijf dat leeft en vele levens heeft.
het stapt en danst of slaapt en droomt.
hoe vreemd dat na een blik of woord
de zachte machine zich openlegt
tot aan de hemel een lantaarn het begeeft.
–
–
de muren van je kluis dragen jaren van wit
waarom niet op zoek gaan
naar de oorsprong van de vingerplant,
de sporen op het behang?
–
trek het overjaarse weckglas open,
breek de voorraad aan,
verdronken in de zorgeloze zomers.
haal weer de zon in huis
–
en de vergeten timbres van de klokkentoren.
het vergezicht verliest aan verte.
in dit luchtledige klinkt een gedempte stem.
–
teken geen horizon:
een streep door je blikveld.
–
breng geen vluchtpunt aan:
je vrijheid beknot door een stip.
–
hou je op de vlakte:
beeld alleen de verte af.
–
verbeeld
wat nog niet bestaat.