Annelies Van Dyck (1980) schrijft poëzie sinds haar tienerjaren. Ze volgde les bij de eerste Gentse stadsdichter Roel Richelieu van Londersele en sinds enkele jaren ook bij dichter Peter Mangel Schots. Ze publiceerde eerder in oa Het Gezeefde Gedicht.
Annelies volgde een opleiding tot burgerlijk ingenieur en doctor in de theoretische natuurkunde. Ze werkte jarenlang in grote bedrijven tot ze besloot om haar liefde voor het schrijven te volgen. Ze verdiept zich nu in de wetenschap achter creativiteit en begeleidt schrijvers en solo-ondernemers naar meer schrijfplezier.
foto Kris Van Den Bosch
–
Een silhouet ben ik,
een tiktakvrouwtje zonder boek.
Ik zoek tevergeefs naar de kaft om de dag.
–
Ik ben een vlek, per ongeluk een vrouw,
moeder in slechts twee dimensies.
Het kind ken ik bij naam.
–
Mijn dagen verdragen geen motief,
geen verfkwast kan mijn schoot kleuren.
Enkel zwart is het nieuwe zwart.
–
We starten het jaar met dagen van papier.
De ochtenden maken we behoedzaam los,
we strijken feest na feest plooien glad
alsof we hergebruik overwegen.
–
Ach, dat nieuwe gaat snel vervelen.
De pen glijdt, het blad wordt steeds blauwer,
uren laten zich niet vouwen.
Onze voornemens zetten we weg bij de slingers.
–
Midden in de nacht stap je het veld in
Je stelt je op tussen onze lijnen,
trapt af, deelt passen en lakens uit
–
Een wedstrijd wordt het niet
Wij zijn weerloos
–
Op de flanken liggen kansen
Je tackelt de nekspieren van je vader,
kopt mijn hoofd in elk denkbeeldig doel
–
Tot honger je buitenspel zet
Je schopt je een weg naar mijn rechterborst,
applaudisseert wat later bij de vervanging
–
Na de rust verschalk je ons met een nieuwe tactiek
Zolang het schemert, speel je verlengingen