De opmaat van geluk
door Ivan Sacharov
–
–
Meestal wil ik voor het schrijven van een recensie niets weten van de auteur van een bundel. Het zou mijn mening maar beïnvloeden. Bij de bundel De overmaat van ontbreken van Margreet Schouwenaar is dat moeilijk vol te houden. Schouwenaar heeft al behoorlijk wat bundels op haar naam staan en zodoende een reputatie opgebouwd als dichter. Bovendien ontkomt een lezer er letterlijk niet aan zich een beeld van de auteur te vormen, doordat er een foto van haar op het omslag staat. Met een indringende blik – waarin een opkomende glimlach lijkt verscholen – kijkt de auteur haar lezers aan. Een blik die mij aan een Spaanse danseres doet denken, die ik eens heb gezien. En dat is misschien niet eens zo heel gek gedacht, want op bladzijde 37 van de bundel staat het volgende gedicht:
–
Ik wend je licht
om de plek te bereiken
waar ik met een enkele stap
kan ontsnappen aan vandaag.
Ik draai naar hier, waar jij,
nabije,
je lippen hebt gedaan.
–
De wending van je heupen
verwarmt mijn vragen.
Lopen is het enige gaan.
Jij doet er armen bij.
Jij mag me hebben.
Zo steels als innen,
zo zeer naar binnen.
–
Kijk, zegt geluk, in enkele
stappen wordt bestaan.
De tango is van oorsprong een Argentijnse dans. Ik kan me zo voorstellen dat Schouwenaar daarin geen gek figuur zou slaan. Ik ken haar niet, en weet niet zeker of ze danst (dichters kunnen je tenslotte van alles op de mouw spelden), maar afgaande op dit gedicht en de foto denk ik dat ze er wel pap van lust.
Gaat het gedicht alleen over dansen? Ja, gaat dansen alleen over dansen? Misschien zit er meer in allebei. En bij allebei kan geluk een rol spelen. Geluk dat volgens de dichter in enkele ‘stappen’ bereikt wordt (bij dansen kan dit niet letterlijk genoeg genomen worden). Een mens zoekt zijn identiteit niet zelden in de ogen van een ander en daarom lijken er voor geluk twee mensen nodig. In dit gedicht zijn dat een ‘jij’ en een ‘ik’, die samen de tango dansen. De ‘ik’ kan met een enkele stap ontsnappen aan ‘vandaag’, dat is: aan het dagelijkse, normale (geluk is helaas voor ons niet normaal). Dat om de plek te bereiken waar deze stap genomen kan worden een ‘lichte wending’ nodig is, bewijst dat geluk een andere invalshoek heeft dan de gebruikelijke (slaat mogelijk op onze manier van kijken). De ‘ik’ draait naar ‘hier’, waar de ‘jij’ zijn lippen heeft gedaan. ‘Hier’ is natuurlijk altijd waar we ons bevinden, maar dat vergeten we vaak (waardoor er een soort kunstmatige afstand tot ‘hier’ gecreëerd wordt). Enfin: geluk bestaat toch echt alleen waar we zijn, en waar we ons blijkbaar naartoe kunnen draaien.
Van de lippen naar de heupen. Ook de heupen wenden, maar dat gebeurt nu eenmaal tijdens het dansen. Het verwarmt het vragen van de ‘ik’, dat is: de behoefte aan intimiteit (die door het noemen van de lippen in de eerste strofe al groter werd). En ja: waar twee mensen nader tot elkaar komen is lopen ‘het enige gaan’ (gaan is meestal weggaan). De armen komen er bij als voorbereiding op de volgende (prachtige) regel: ‘Jij mag me hebben’. Het mooiste cadeau, zonder twijfel. Want hoe vaak geven we iets met zoveel overgave? Er is misschien meer vertrouwen voor nodig dan we meestal bezitten. Maar mét dat vertrouwen kunnen we ons vrijer bewegen, durven we zelfs een beetje stout te zijn. ‘Steels’ in de volgende regel drukt dat uit. Het heeft iets ondeugends. Het betekent ‘heimelijk’, ‘tersluiks’, en doet ook een beetje denken aan stelen (waarbij óók geïnd wordt).
De laatste strofe is een climax. Het woordje ‘Kijk’ kan natuurlijk overdrachtelijk worden gelezen, maar het mooie is dat de dichter er impliciet ook op wijst dat geluk letterlijk een kwestie van kijken is (met de juiste invalshoek; waarbij de drie wendingen of ‘stappen’ die eerder in dit gedicht aan bod kwamen heel goed zijn op te vatten als de draaiingen die men doet om een Rubik’s Cube goed te krijgen)! Wat volgt is zo mogelijk nóg mooier: ‘in enkele stappen wordt bestaan’. Dat kan betekenen dat het geluk in enkele stappen te bereiken is. Maar ook dat ons bestaan zo kortstondig is, dat het maar enkele stappen duurt. We bestaan misschien pas echt als we het leven kunnen zien voor wat het is: puur geluk. En dan is het opvallend dat het reiken naar geluk samenvalt met het ervaren ervan: de ‘stappen’ naar het geluk zíjn het geluk! (Het zal wel geen toeval zijn dat voor bestaan hetzelfde geldt.)
Schouwenaar kan wat met woorden. Nu ik dit gedicht besproken heb kijk ik naar de buitenkant van haar bundel en dringt de titel pas goed tot mij door: De overmaat van ontbreken. In het woord ‘overmaat’ zit het woord ‘maat’ verborgen. Een dans heeft een maat en een versregel in een gedicht meestal ook (een gedicht laat woorden dansen). Het woord ‘overmaat’ krijgt opeens een nieuwe lading. Net als de titel. Ik kan die lezen als: ‘het teveel dat ontbreekt’, zoals ik aanvankelijk deed. Maar ik kan ook denken aan een maat die teveel is, en die ons uit ons ritme haalt. Struikelen we af en toe over het (groeiend) overschot van wat er niet meer is?
Gelukkig had ik het titelgedicht (het gedicht waar de titel vandaan komt) op pagina 43 van de bundel nog niet gelezen. In het titelgedicht staat de titel in de volgende regel: ‘Geregeld / is iedereen tot overmaat van ontbreken niemand’. Mogelijk is ‘tot overmaat van ontbreken’ afgeleid van de uitdrukking ‘tot overmaat van ramp’. Hoewel het anders werkt (het lijkt te verwijzen naar de dood, bijvoorbeeld). Nu goed: ik zeg gelukkig, want had ik dit titelgedicht wél eerst gelezen, dan was het spoor dat ik in deze recensie volg vermoedelijk heel ergens anders uitgekomen. Ik houd van illusies, ook van illusies die gedichten bij elkaar opwekken. Het is een van de redenen waarom ik poëzie lees. Poëzie is narcotica!
Tenslotte: laat mijn uitvoerige aandacht voor één bepaald gedicht de lezer niet afschrikken. Ook de rest van de bundel is de moeite waard. M.n. het korte hoofdstuk ‘Berichten aan’, met gedichten als ‘Toen’ en ‘De eenzaamheid’. Maar de lezer kan zichzelf overtuigen ‘in enkele stappen’ op het internet of naar de boekwinkel!
____
Margreet Schouwenaar (2020). De overmaat van ontbreken. Uitgeverij: In de Knipscheer, 84 blz. € 18,50. ISBN: 9789062657865