LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Roelof ten Napel – In het vlees

20 apr, 2020

Onzekerheid en pijn op hoog niveau

door Paul Roelofsen



Een openbaring! Zo durf ik dit boekwerk met motto’s als ‘The spirit lurks within the flesh’ (Emily Dickinson) en ‘But people who cannot suffer can never grow up, can never discover who they are’ (James Baldwin) te noemen. Zij het na enig geworstel, dat wel. Nadat ik deze motto’s heb gelezen stort ik me gretig op het eerste gedicht en raak prompt in verwarring.

Sonnet XLV

omdat bloed, in zichzelf, niets te zeggen heeft –
omdat bloed, het kale feit van bloed, me geen
betekenis wist mee te geven, me niets maakte
dat ik voorbij mijn naakte lichaam bleef –

omdat een kloppend hart, eens aangezwengeld,
precies daardoor niet meer in verbinding staat
met wat het ooit in gang heeft gezet –
omdat precies bestaan niet zonder zichzelf beginnen kan –

geen lichaam beweegt zich
door middel van waarheid, waarheid
kan niet eten –

ik ben hier niet vanwege, omdat het kale feit
van mijn aanwezigheid
me nergens mee verbinden kan

Raadselachtig. Wat staat hier toch? En waarom staan de genummerde 140(!) sonnetten in het eerste deel van de bundel, ‘Het intieme, wrede: confessies’, numeriek niet op volgorde maar willekeurig door elkaar? Wat betekenen de zwarte bladzijden achterin de bundel? De twee hierop volgende sonnetten, de nummers LXXII en LX, brengen geen soelaas. Ik houd moeite met het omslachtige taalgebruik; de dubbele ontkenningen, de vele gedachtestreepjes en de talrijke pogingen om een strofe in de volgende strofe nader uit te leggen (‘ik bedoel, ik denk dat ik bedoel, ik geef toe’) brengen je eerder op een dwaalspoor dan dat je er wijzer van wordt.

Ik besluit uiterst langzaam en hardop te (her)lezen en merk tot mijn opluchting dat toon en ritme van de gedichten me nu gaan bekoren en dat zich ondanks (of mede dankzij?) de complexe syntaxis de intenties ervan me min of meer bereiken. Ik raak gefascineerd! Deze poëzie vraagt een overmaat aan geduld, toewijding en concentratie. Iets weten over de schrijver helpt ook.

Roelof ten Napel (Joure, 1993) groeit op in een gereformeerd gezin – zijn vader is dominee – en ontwikkelt, zoals vaker gebeurt bij domineeskinderen, een lastige verhouding met de Bijbel. Ook op latere leeftijd blijft hij botsen met kerk en religie. De relatie tussen de mens en het goddelijke is een pijnlijke, hij noemt zijn god dan ook een pijngod.

Sonnet IX

(…)

ik noem het pijn, omdat pijn in de buurt komt
van hoe ik denk dat god was, toen hij er was –
ik bedoel niet dat we god ervoeren als pijn, maar dat god en pijn
ondeelbaar zijn,

alomtegenwoordig, maar eigenlijk steeds eenzaam,
verborgen in elk
omringend, lijdend lichaam

De pijn, het menselijk leed, staat centraal en wordt van vele kanten belicht. Pijn is overal en niet alleen ‘au’ maar ook een cadeau, waarzonder je je niet kunt ontplooien. Elk gedicht maakt nieuwsgierig naar het volgende waardoor je blijft lezen, ook al omdat in ieder sonnet wel intrigerende zinsneden staan.

Uit sonnet X: ‘eenmaal geboren aan water klinkt doodgaan voor altijd / als zinken, waar je vandaan komt nestelt zich in je, raakt / van meet af aan met je vergroeid, // zoals jij met mij, pijn, die mijn gast is, of wiens gast ik ben, / zoals je mij doet bloeden als ik bloed’.
Uit sonnet XXIV: ‘in de tijd die we nodig hebben / om te begrijpen waar we zijn / zijn we verplaatst, en begint het werk / opnieuw – wie leeft, wat leeft / leeft steeds te laat’.
Uit sonnet CI: ‘in het lichaam leven dieren, dit weet ik inmiddels zeker – // het lichaam is van binnenuit gebroken, in tweeën, drieën, en / de delen zijn verworden tot dieren, dit weet ik zeker – // in het lichaam wordt het nacht en dag, en de dieren / slapen, waken, ze wisselen elkaar af,’.

Het omvangrijke laatste gedicht van ‘Het intieme, wrede: confessies’ is geen sonnet maar een samenvatting van de voorafgaande 139 sonnetten. Hierna volgt een register van de beginregels. Een logische afsluiting, maar niet van de bundel als geheel.

Hierna begint deel ll ‘Het uitschot: Iskariot’. Het is een indrukwekkende monoloog verdeeld over enkele hoofdstukken waarin de dichter zich vereenzelvigt met Judas. Dit deel is transparanter dan het eerste en in wezen een alternatieve, deels apologische exegese vol smart en twijfels over de ‘verrader’ – een verontschuldiging jawel maar ook met de conclusie dat Jezus hem nodig had om zich te kunnen offeren voor de zonden van de mensheid.

hier nog een vraag
om niet te beantwoorden:
als jezus weet had
van zijn einde,
waarom maakte hij mij dan
tot zijn volgeling?

Tenslotte na een laatste gitzwarte bladzijde verschijnt onverwacht, als verdwaald maar de weg teruggevonden, het eerste sonnet. Mysterieus en glashelder tegelijk.

Sonnet l

en de dauw die toen we wakker werden
op het gras lag
was zo vol van licht,
als scheuren in glas

bijna ver-
brijzeld, één aanraking
ervandaan –

je stak je hoofd uit de tent,
deed je ogen
met moeite
open, en ik vroeg me af

of je zag wat ik zag,
die scherven daar,
verspreid over de grond

Intense poëzie van de buitencategorie die boeit, woelt, tergt en niet loslaat.

____

Roelof ten Napel (2020). In het vlees. Hollands Diep, 208 blz. € 19,99. ISBN 9789048853571

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...