Terug naar toen
door Maurice Broere
–
–
Toen ik de debuutbundel van Bart Verstraete (1957) onder ogen kreeg, zaten we midden in de coronaquarantaine. De hele wereld schuift op afstand langs je heen en het enige waar je veel zicht op hebt, is je directe leefomgeving. Je krijgt meer aandacht voor je huis en tuin. Wat vaker kijk je uit het raam en je ziet dingen die je in een normale situatie niet ziet. Ook ik keek wat vaker uit het raam en hoorde nu bewuster de buurtvogels fluiten. Tot mijn grote verbazing zag ik opeens tegen de boom in de achtertuin een middelste bonte specht zitten, een vogel die ik hier nog nooit gezien had. Wat schetst mijn verbazing, toen die dag de bundel van Verstraete op de mat plofte? Ik opende hem op een willekeurige bladzij en daar zag ik het gedicht met de titel ‘Specht’.
–
een roffel alsof de schors in je gehoorgang openbreekt
zo vroeg ontwaken had je niet verwacht
–
met je hoofd in je nek en de schouders weer wat hoger
zie ik hem in stilte hakken
–
hij tast de bast af van zijn kunnen
strooit charme in berkenkruinen
schenkt hout zijn klank terug
–
je strekt je armen
tussen de kruidlaag van je bed
Een observatie van iemand die in bed ligt en buiten een specht hoort. Een specht is een kleurige vogel (rood, zwart, wit) die zoals bekend met zijn snavel in de stam van een boom hakt om een nest te maken of om voedsel te bemachtigen. Hij eet allerlei gedierte dat op en in de schors van bomen leeft. Al roffelend scharrelt hij zijn kostje bij elkaar. Het gedicht heeft een regelmatige strofebouw, drie disticha en een terzine. Interpunctie en hoofdletters ontbreken. De eerste strofe is een mooie vermenging van buiten- en binnenwereld: de specht roffelt op de stam en figuurlijk op de gehoorgang van de slapende dichter. De vogel maakt de slaper wakker met zijn geroffel. De tweede strofe gaat door op de verbinding binnen/buiten: de vogel buiten en de dichter in zijn bed. De derde strofe beschrijft heel mooi wat de vogel doet door zijn kleurige verschijning en de klank van het hout. De slaper waant zich in een bos en draait zich nog eens om. Het vers leest heel melodieus in een mooi ritme mede door de veelvuldig toegepaste assonanties.
Hoe het verder moet is opgebouwd uit zes afdelingen met een titel. De eerste vier omvatten ongeveer hetzelfde aantal gedichten, de laatste twee zijn wat korter. Geen enkel gedicht beslaat meer dan een bladzijde. Uit de eerste afdeling: ‘Uit een vorige eeuw’ heb ik de gedichten ‘Viewmaster’ en ‘Leuven’ gekozen. ‘Specht’ komt uit de tweede ‘Geen oog voor elkaar’. De andere afdelingen heten: ‘In de goede richting’, ‘Niet meer als vroeger’, ‘Hoe het verder moet’ en ‘De tijd die je hier doorbrengt’. De verdeling is weldoordacht en de omslag vind ik zeer toepasselijk. Het lijkt mij een foto van een veelvuldig overgeverfde muur, waar de verf vanaf bladdert. Je ziet nu gefragmenteerd voor je de verschillende lagen, die in de loop der jaren aangebracht zijn. Dat past prima bij de thematiek van de bundel. Al kijkend in het verleden zie je sommige dingen scherp andere onduidelijk. Er zijn zelfs schilfers die de indruk wekken elk moment los kunnen raken. Illustratief hierbij is het volgende vers.
–
tussen herenhuisgevels met zeventien voordeurbellen
ben ik een aangelande zonder pand
rondom verdrinken eerstejaars in losse banden
hun rozengeur in blauwe plasticzakken
–
straks laveer ik doorheen een vloedgolf van stadsamazonen
ze dragen antieke talen onder de arm of zeulen geschiedenis achter zich aan
in hun ogen de resten van donderdagnacht
hun glimlach vol verzinsels
–
hier tast ik naar contouren van mijn jeugdlief
sluikhaar op duffelcoat
vingerafdrukken op de vergeelde hoes van een langspeelplaat
haar indigo ogen
Een nostalgisch gegeven, na jaren terug in de stad waar je studeerde. Weinig is er veranderd: de vele deurbellen op posten, de studenten met hun boekentassen. Bij sommigen zijn de sporen van donderdagavond nog te zien. Donderdagavond is voor studenten de uitgaansavond. Het beeld is zo sterk dat de dichter op zoek gaat naar zijn geliefde van toen. Hij ziet haar in gedachten al voor zich zoals ze er toen uitzag met haar indrukwekkende ogen net als haar vingerafdrukken op de hoes van zijn lp’s. Heerlijk zoals hij hier een sfeer oproept en een ruwe schets opzet van zijn waarnemingen. De lezer krijgt volop de kans zich mee te laten voeren. Hij is echter wel een ‘aangelande zonder pand’. Hij is er bekend, maar hoort er niet, het is niet meer zijn tijd.
–
ik woon in een schoenendoos met aan elkaar gelijmde kamers
steunmuren van luciferhout en uitgeknipte deuren
vanop mijn bed een schuifdoos gevuld met watten
spot ik sterren van waterverf
scherpstellen doe ik met het kantelraam
–
mijn huis is onderhevig aan bevingen
soms gaat het dak er af
of gluren kinderogen langs plooiluiken binnen
hun wimpers poten van reuzenspinnen
–
hoe diep ik val als ik buiten stap
hangt af van wie mij op handen draagt
Toen ik de titel van dit gedicht las, dacht ik: dit heb ik eerder gezien. Co Woudsma heeft in 1997 een bundel uitgebracht met een gelijknamige titel. ‘Viewmaster’ is zelfs het titelgedicht van die bundel. Helaas kon ik de bundel niet te pakken krijgen en ook het vers zwierf niet ergens rond op het web. Jammer, want het was wel aardig geweest ze te vergelijken.
Een viewmaster is een uit de tijd geraakt stuk speelgoed. Het is een vuistgroot apparaat met twee kijkgaten en een gleuf, waarin papieren schijven geplaatst kunnen worden. In die schijven zitten openingen, waarin een soort dia’s geplaatst zijn. Als je nu door de kijkgaten kijkt, zie een stereoscopisch beeld. De schijven hadden allerlei onderwerpen: steden, bloemen, dieren, te veel om op te noemen. Als je het handeltje aan de zijkant naar beneden duwt, komt er een ander plaatje tevoorschijn. In dit geval lijkt de titel een metafoor voor een kijkdoos. Op school moest je soms zo’n ding maken. In een schoenendoos waarvan het deksel transparant gemaakt was, ontstond een compleet universum. Een bouwwerk van karton, watten en wat verder van pas kwam. Een kind kan daar al kijkend lekker in weg fantaseren. Een mooi inkijkje in de kinderwereld. Op dezelfde wijze mooi verwoord, neemt de dichter ons mee in dit intieme wereldje.
Een veelbelovend debutant met een scherpe kijk op detail, die dat in sprankelende taal weet te gieten. Mooie observaties die niet vragen naar een diepere betekenis. Er staat wat er staat en dat staat als een huis.
____
Bart Verstraete (2020). Hoe het verder moet. De Zeef, 55 blz. €17,00. ISBN 978 9493138186