Mona Thomasse (2004) is geboren in Vlaardingen en is scholier op het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam. Ze leest en schrijft al vanaf jongs af aan poëzie en heeft o.a. meegewerkt aan het festival Read My World in Amsterdam. Haar gedicht ‘Massa’ heeft voor een expositie in het Nieuwe Instituut in Rotterdam gehangen. Naast schrijven speelt ze ook cello in een orkest of met haar moeder (piano), en speelt ze toneel.
–
De poppenkast met enge poppen
staat stil in een hoek, het lachend porselein.
De cello’s met gesprongen snaren
spelen geen duetten meer, hun ongeroerde toets.
–
Het huis met hoge deuren heeft een zolder zonder licht
waarop ik met gesloten ogen bijna elke avond zit.
De trappen kraken in een zelfbedachte taal,
ik luister en ontdek patronen, ik onthoud ze allemaal
en fluister stil wat woorden terug.
–
De poppen liggen onbewogen om de kast verspreid
ik voel bekende vingers op mijn rug.
De kasten van de cello’s zijn door stofdeeltjes vergrijsd
ik voel bekende vingers op mijn rug.
–
Toen het begon
te regenen verstijfde ik.
–
Het water sijpelde vanaf mijn
kruin via de binnenkant
van mijn hemd
omlaag
–
en
–
bleef daar.
–
Je omhelzing was te vroeg geweest
we vergroeiden met elkaar tot een,
de spijt die ik toen voelde krast
nog in mijn borst.
–
Mijn hoofd omhoog gericht, de druppels
stuiterden op mijn gezicht en ik,
verstijfd, doorweekt, gekreukt.
–
En als ik je vergeten was
bewoog ik richting huis
jouw beeld nog snerpend ergens
achter mij vervaagd.
–
Mijn handen gaan over de ruggen
van met stof bedekte boeken
die mijn kasten al een eeuwigheid
bewonen, ongelezen onbewogen.
–
maar zouden alle letters nog
hetzelfde staan? of zijn
punten woorden. opgeschoven naar
een nieuwe plek voor leven op die leeftijd.
–
mijn handen vegen over stukken
met behang bedekte muren
die voorheen altijd vertelden waar
ik woonde en waar niet.
–
de klok slaat een paar keer, ik luister
niet hoe vaak en ik
–
herken al lang geen mensen meer.