door Jan Loogman
Deze week was ik op schrijfretraite. Op donderdag schreef ik een gedicht.
Na je dood kon ik ophouden
u te zeggen tegen jou,
begon mijn wang
jouw aai te voelen
die ik zocht bij elke vrouw.
Voor het eerst zag ik je lachen
om de woorden die ik zei.
Laat mijn klanken
jou nu strelen.
Kom maar, moeder, kom dichtbij.
Ik was niet op de schrijfretraite om gedichten te schrijven. Dat ik er toch enkele schreef, kwam door een tip van schrijfcoach Miriam Janssen. ‘Maak eens een uitstapje naar een ander schrijfproject,’ zei ze. Wat mij betreft een goede tip, terwijl ik in het algemeen weinig moet hebben van gouden schrijftips. Al is het alleen al omdat schrijvers en dichters elkaar en zichzelf hartgrondig tegenspreken als hen naar hun beste schrijftip gevraagd wordt.
‘Schrijven is overhouden,’ glimlacht Xavier Roelens op een filmpje dat Creatief Schrijven Vlaanderen een paar jaar geleden op YouTube plaatste. ‘Bewaar je darlings,’ legt hij uit. ‘Gebruik in je gedicht daarnaast andere woorden slechts als ze eraan bijdragen je lievelingen goed uit te laten komen.’ Philip Hoorne focust juist niet op de sterke regels en strofen. Hij wil de dichter als strenge meester van de eigen tekst. Wees alert op zwakke plekken in je gedicht. ‘De lezer zal zwakke regels zeker opmerken,’ meent Philip. ‘Zorg dus hem voor te zijn.’
Wat is de waarde van zulke adviezen? Wie zegt de dichter waar in een gedicht zich de zwakke plekken bevinden? Toch niet de willekeurig gekozen lezer. En of gekoesterde regels of wendingen bruikbaar zijn in de eindversie van het gedicht of niet, hangt maar net van de rest van het gedicht af. Beide adviezen betreffen de eindfase van het dichten, de redactiefase. Ze richten zich tot de ervaren dichter, de vrouw of man die het verschil proeft tussen kunst en kitsch. Wie nog geen schat aan ervaring heeft en toch een gedicht wil schrijven, vindt weinig baat bij deze abstract geformuleerde adviezen. Nuttiger lijken de procesmatige adviezen. ‘Blijf zitten’ klinkt in hetzelfde filmpje de samenzang van Jan Eelen, Marc Didden en Ivo Victoria. We horen er een bekende zegswijze in: ‘kunst is 1% inspiratie, 99% transpiratie’. Schrijven is werken is de stelling. Dichten is werken. Geen goddelijke ingeving, niet wachten tot de sterren goed staan, niet lullen, maar poetsen. En toch kennen we uit onze schilderlessen allemaal de ervaring dat de heldere kleuren een dode bruine vlek werden toen we maar door bleven werken aan onze aquarel. Ons harde werken had een averechts effect.
De opwekking te blijven zitten en hard te werken is niet verkeerd en toch heeft de schrijver in spe er weinig aan. Wat doe je dan als je blijft zitten? Het antwoord lijkt voor de hand te liggen: de schrijver schrijft. Frenetiek bezig zijn woorden te produceren kan echter precies de vieze bruine vlek opleveren, die de schrijver juist wil vermijden. Hard werken is niet in elke fase van het schrijfproces hetzelfde. In de week van mijn schrijfretraite tekende Miriam Janssen een pyramide. Ze trok er horizontale lijnen in. Deze begrenzen verschillende fasen in het schrijfproces dat begint met de eerste vonk en wordt afgesloten met de definitieve tekst. De basis van de pyramide is breed, de schrijver lijkt nog maar een schrijver in spe, hij mijmert, onderzoekt, maakt lijstjes, associeert. Later begint hij te schrijven, breeduit ontvangt hij invallen en volgt deze. Hij trekt nog geen scherpe grenzen. Er ontstaat een eerste klad, de schrijver denkt nog niet scherp aan de lezer, de eindversie is nog niet in zicht. Wat geschreven wordt, is nog slechts de ‘schrijversversie’. Stilaan verandert dit, de creatieve geest maakt ruimte voor de kritische geest, de schrijver maakt keuzes, sluit wegen af, geeft richting aan, schrapt woorden en regels, diept andere weer op. Er ontstaat zicht op het eindproduct, de ‘lezersversie’. Nu kijkt de schrijver met de blik van de lezer. Feedback van een ander past in deze fase en kan de schrijver helpen afstand tot de eigen tekst te nemen. Dat heeft zijn nut want in deze fase loopt de schrijver het risico te veel aan zijn tekst te blijven peuteren en zo de vieze bruine vlek te creëren die de mooiste lijnen afdekt. In deze eindfase heeft de schrijver baat bij een combinatie van focus en frisse blik: ‘dit is wat ik wil maken’ moet hand in hand gaan met ‘dit is kennelijk wat ik maak’.
‘De schrijver schrijft’ betekent al met al in de verschillende fasen van het schrijfproces verschillende dingen. En zo kan het gebeuren dat de hardwerkende schrijver op reis is om indrukken te verzamelen, op olifanten jaagt om gedetailleerde kennis op te doen, risotto bereidt om erachter te komen of de bereidingstijd voldoende ruimte laat voor een snelle moord.
De hardwerkende dichter kunnen wij in het bos zien stilstaan bij een eik waaromheen een waarschuwend lint is gespannen. De dichter lijkt verbijsterd, hij denkt niet aan de enge rups, we zien zijn lippen bewegen, hij overweegt hoe zijn liefste regel toch in zijn gedicht kan passen.
Gouden schrijftips bestaan niet. De een is een snelle werker, de ander een trage, maar elke schrijver en dichter passeert telkens weer de verschillende etages in de schrijfpyramide. Tijdens mijn schrijfretraite werkte ik ijverig aan een prozatekst, ik bewoog me in de onderste lagen van de pyramide. Niet gemakkelijk voor een ongeduldige man. Dat leverde mij de gouden tip van Miriam op. ‘Je mag af en toe best een uitstapje maken naar een andere tekst, een ander schrijfproces’ zei ze en vervolgens verwende ik me elke dag door één gedicht te schrijven, in de illusie of het besef dat in het dichtproces de schrijffasen snel doorlopen kunnen worden. Terwijl mijn prozatekst nog lang niet aan een eerste lezersversie toe is, had ik na enkele dagen toch lekker een paar gedichten op de bovenste etage van de pyramide. Dat is de etage waar mijn ongeduld zich het beste thuis voelt, de verdieping waar Miriam in de tekening ‘af’ heeft genoteerd.
afbeelding De Talentuin
overige afbeeldingen Pixabay