LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Wim Meyles – Ietsnut

16 sep, 2020

Taal als klei

door Inge Boulonois




In oktober 2019 kwam van taalhumorist en lightversedichter Wim Meyles Ik dicht plezier uit, zijn vierentwintigste boek. Dat is uitvoerig op Meander besproken. Binnen een jaar verscheen Ietsnut, zijn ‘zilveren’ en tot nu toe dikste boek dat maar liefst driehonderd humoristische verzen telt, inclusief vijftien coronagedichten. Deze bundel is niet alleen bijzonder vanwege het jubileum. Meyles voegde er twee minicursussen voor dat specifieke poëtische genre aan toe.

De titel Ietsnut komt in het motto terug: ‘Geen baan bij bank, bedrijf of lab, / in politiek of wetenschap. / Voor mij papier en dichterspen. / Ik hoop dat ik een ietsnut ben.’ Door dat ene lettertje minder maakte Meyles van ‘nietsnut’ een karikaturaal nieuw woord; uit de voorstelling van een dichter als ‘ietsnut’ spreekt zelfspot.

De inleiding verschaft een korte toelichting op de metra en versvormen in Meyles’ nieuweling: van traditionele sonnetten en refreindichten tot minder bekende als rubliws en triotritsen. Laatstgenoemde is een inventie van hem zelf (drie drieregelige, slagrijmende strofen, aaa bbb ccc). ‘Persona non grata’ is daar een voorbeeld van:

D.V. word ik straks honderdtien
De burgemeester komt misschien.
Ik wil hem absoluut niet zien.

Hij lijkt een opperbeste vent
en staat als hartelijk bekend,
maar ik vertrouw hem voor geen cent.

Het is geen kwestie van chagrijn,
ook wil ik niet onaardig zijn,
maar hij is mager en heet Hein.

Het aantal vierregelige versjes is aanzienlijk geringer dan in Meyles’ vorige bundel. Langere versvormen stellen aan de structuur hogere verstechnische eisen. Bij deze lectuur valt er niet exclusief aan de clou, maar ook aan het gedicht als geheel meer te beleven.

‘Persona non grata’ illustreert dat. De spanning in de triotrits wordt regel voor regel opgebouwd tot de verrassende punchline. Een ander verschil met Ik dicht plezier is de grotere variëteit in versvormen. Verder staan de gedichten nu niet meer gecentreerd maar links gelijnd, comme il faut.

Humoristisch is ook ‘Op drie snoeken’; een Trijntje Fop. De frappe maakt gebruik van meertalige woordspeligheid.

Twee snoeken vochten in de Vecht
verbeten om hun paringsrecht .
Gelaten sprak het lustobject:
‘Wat een gedoe om wie mij dekt .
Ik denk dat het toch beter is
als zij eens praten, vis á vis.’

Het heerlijk opbeurende corona-vers ‘Lekker in mijn eentje’ wil ik de lezers niet onthouden.

Ik heb geen moeite met het protocol:
als solitair zon ik graag op mijn bankje.
Veel liever dan bezoek heb ik een drankje
en dan bedoel ik iets met alcohol.

‘Hou vol, meneer!’ roept menige passant.
Dan vul ik snel mijn glas weer tot de rand.

In ‘gewone’ poëzie komt redelijk frequent water voor, denk aan zee, golven, stromen, rivieren. In lightverseland heeft men het niet zo op dat vocht; men tapt liever uit een ander vaatje. Kunst is, zoals in dit snelsonnet gebeurt, zo’n clichématig thema als drank in een originele context te presenteren. Meyles’ verzen zijn trouwens niet alleen vermakelijk, ze zitten formeel gedegen in elkaar.

De minicursussen ‘Zelf light verse schrijven’ en ‘Spelen met taal’ staan in de laatste ruim vijftig pagina’s van Ietsnut. De bundel heeft trouwens een kleiner formaat (12,5 x 20) dan normaal. Net als in het hele boek zijn de onderwerpen overzichtelijk naar versvorm, metrum en/of onderwerp ingedeeld.

‘Zelf light verse schrijven’ vormt een uiterst beknopte handleiding met talrijke vermakelijke ‘proefstukken’. Meyles laat lezers a.d.h.v. een flinke reeks gedichten zien wat deze zelf met geduld en de nodige oefening kan bereiken. Hij stipt onder meer inspiratiebronnen aan, soorten rijm en metra, hoe een gedicht te beginnen, de versvorm- en woordkeuze.

Ook de minicursus ‘Spelen met taal’ geeft allerhande tips. Zo spreekt hij over de ‘speelmodus’ die nodig is om grappige teksten te kunnen bedenken. Daarnaast bevat dit onderdeel nog een rist aan andere relevante onderwerpen zoals het stoeien met spelling, gebruik van spreekwoorden en het creëren van ‘Knederlands’, een (door Meyles bedacht) neologisme, ontstaan uit samenkneding van woorden.

Verreweg de meeste verzen in Ietsnut zijn jambisch. ‘Fatsoensmens’ is amfibrachisch en voert de lezer stapsgewijs maar resoluut naar de clou.

Men kent mij als mens die beschaving betracht,
ik neem alle regeltjes keurig in acht,
ik houd van ordentelijkheid en fatsoen
en erger me vaak aan wat anderen doen:
hun luide muziek en hun rommel op straat
bedroeven mij ernstig en maken me kwaad.

Ik ging naar een normen- en waardencongres
en koos voor de oude vertrouwde NS.
De trein verliep rustig, totdat in Zaandam
een pizzapuntpuber de trein binnenkwam.
Hij legde zijn benen eens lekker languit,
genietend van speaker met hiphopgeluid.
Ook lurkte hij flink aan een wietige peuk.
Mijn stem stond op springen, mijn hand stierf van jeuk.

Toch hield ik mij rustig en zweeg ik gedwee,
want ziet u, ik zat in een stiltecoupé.

Meyles voegde de mini-cursussen toe omdat er z.i. geen handleiding bestaat voor het zelf schrijven van light verse. Daar wil ik iets aan toevoegen. Al in 1979 verscheen van Drs. P Plezierdichten, waarin twee leergangen zijn opgenomen die enkele jaren eerder in het literaire tijdschrift BZZLLETIN stonden – onder de titels ‘Ons knutselhoekje’ resp. ‘Dartelen met versvormen’. Bovendien kwam van Drs. P en Ivo de Wijs in de tachtiger jaren Het rijmschap (compleet) uit.

Plezierdichten is in 2000 gemoderniseerd tot Versvormen. Leesbaar handboek. Bij de moderne versie vermeldt de achterflap: ‘wetenschappelijk’ naslagwerk. In zeventien jaar heeft de gebonden verskunst klaarblijkelijk een enorme ontwikkeling doorgemaakt: van knutselarij naar wetenschap…De oude handboeken zijn, ongetwijfeld in ruimhartig beduimelde staat, uitsluitend nog antiquarisch te verkrijgen.

De minicursussen van Wim Meyles zijn toegankelijk geschreven en laagdrempelig. M.i. heel geschikt voor wie de eerste, voorzichtige schreden in het gebonden luchtige genre wil zetten.

Denk echter niet dat het lichtvoetige pad door het land der poëzie kinderspel is en blijft. Dichter en schrijver Cees van der Pluijm gebruikte deze metafoor: ‘light verse schrijven is het dompteren van de leeuw taal’. M.a.w. het is een kundigheid die, als je althans het piste-niveau wilt bereiken, langdurige oefening vereist maar wel met de zoete troost dat je kennelijk de zweep in eigen hand mag houden.

Wim Meyles daarentegen benadrukt vooral het spel en het plezier dat sprak uit het in de jaren tachtig vigerende poëticale idee. Op de laatste pagina van Ietsnut staat:’ (…) taal is als klei: materiaal om creatief mee te spelen en te kneden’. Ergo: leve de homo ludens, maar bovenal: leve de taal!
____

Wim Meyles (2020) Ietsnut Uitgeverij Elikser, 210 blz. € 16,95 ISBN 9789463652438

     Andere berichten

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...